A.J. Madiol
Deze schilder werd te Groningen geboren in 1844 of 45. Zijn vader was een degelijk huisschilder, doch vond waarschijnlijk in die betrekking geen voldoend genoegen om er zijn levenlang werkzaam in te blijven. Dit blijkt te meer hieruit, dat hij met leede oogen zijnen zoon naar de plaatselijke teekenacademie zag gaan, en zich nooit gansch kon neerleggen bij den vurigen wensch van zijn kind, om tot kunstenaar opgeleid te worden.
Moeder Madiol was al evenmin ingenomen met de roeping van den jongeling. De aankomende artist moest dan ook haast steelswijze de leergangen der academie volgen. Op korten tijd maakte hij verbazende vorderingen en wist al spoedig de opgedane vaardigheid te pas te brengen in 't meubelschilderen. Voor hem was dit echter maar handwerk en 't middel om verder tegenstribbelen uit de baan te ruimen. Toen hij onder die moeilijke gegevens zijne studiën in de plaatselijke kunstschool voltrokken had, zag hij naar middelen uit, om zich in een beter geschikt midden te gaan bekwamen. Na eenig geld op zijne geringe winsten overgespaard te hebben, vernamen zijne brave ouders, dat hij naar Antwerpen wilde. De brave vader Madiol stelde zich niet langer tegen de klaarblijkelijke roeping van zijn kind en bewilligde in de ontworpen reis.
Dat het leven te Antwerpen niet altijd door Madiol in 't rooskleurige kon gezien worden, zal niemand verwonderen, daar hij als academieganger voor zijn eigen onderhoud te zorgen had; doch 't zij te zijner eer gezegd, nooit liet hij zich door die drukkende omstandigheden zijn ideaal ontrukken. Hij was en bleef een bezield kunstenaar.
Na een paar lijdensjaren mocht hij zich in opmerkelijke verbetering van zijnen toestand verheugen; hij had vriendschapsbetrekkingen aangeknoopt met jonker R.M., mede een verdienstelijk schilder. Met weemoed sprak de goede Madiol van de banden, die hem eenmaal aan dien edelman van den echten stempel hechtten, en die gebroken werden, zonder dat hij ooit de ware reden heeft gekend. Middelerwijl had onze jonge maler tal van kennissen opgedaan en vond goeden aftrek voor zijne gewrochten.
Weinig tijds daarna trad hij in huwelijk met de vrouw zijner keuze en mocht te recht op een voldoend bestaan rekenen, toen een onvoorzien en schrikkelijk ongeluk al zijne plannen voor de toekomst in duigen kwam slaan. Hij werd namelijk bijna gansch blind, immers totaal onbekwaam om een penseel ter hand te nemen. Het was eene bittere beproeving voor den moedigen, doch even gevoeligen kunstenaar. Moge de toekomst hem het geledene in die omstandigheden ruimschoots vergoeden!
Toen hij eindelijk, na lange maanden lijdens, weer genezen was, stonden hem de handen verkeerd; hij was verplichtzijne technische studiën te hervatten, doch geraakte hier spoedig mede klaar. Met nieuwen moed toog hij aan den arbeid, immer de zucht tot volmaking, het streven naar hooger met zich omdragende. Nooit heeft hij de hoop opgegeven, eenmaal een kunstenaar, in de echte beteekenis van het woord, te worden. Dit vertrouwen in zichzelven en de toekomst heeft hem door de moeilijkste oogenblikken heengeholpen. In die vreeslijke worsteling tegen het noodlot, dat zoo zwaar op hem woog, is - gelukkig voor de Nederlandsche kunst - zijn geest helder, zijn gemoed ontvankelijk frisch gebleven: ik zou haast zeggen: hart en ziel zijn gelouterd uit den strijd gekomen.
Ofschoon Madiol nu ruim vijf-en-twintig jaar onder ons verblijft en tot een ronden Vlaming - onwrikbaar in zijne overtuiging - vergroeid is, bleef hij als schilder in de hoogste mate Hollandsch. Keuze der onderwerpen, behandeling, koloriet, alles verraadt den Noord-Nederlander; zijn vaderland is onveranderd in zijn oog gebleven. Ten bewijze daarvan hoef ik maar op de twee bijgaande platen te wijzen.
Beide stukjes werden door mij reeds vroeger vermeld in mijn overzicht der driejaarlijksche tentoonstelling. Het is me echter een waar genoegen er nogmaals op weer te komen. Wat ons in 't eerste gewrocht, De Brief, vooral getroffen heeft, is het echte Hollandsch huiselijke, dat uit elke bijzonderheid spreekt. Het straat- en salonleven, de club en de societeit hebben nog in 's kunstenaars gemoed geene afbreuk gedaan aan 't innig familieleven, en hierin is hij der natuur volkomen getrouw, want bij onze Noorderbroeders, meer dan bij ons, bleef de huiselijke kring