Een hollandsche boekhandelaar te Antwerpen ter school
Nu vakman en liefhebber zich, bij gelegenheid van den Boekwezendag, in het bijzonder met al wat het boek raakt, gaan bezighouden, zal het waarschijnlijk niet ongepast zijn te getuigen, dat onze Antwerpsche boekhandel eens van invloed was op dien van Noord-Nederland, welke thans eene zoo welverdiende faam geniet.
Het krioelt van bewijzen, dat de Scheldestad reeds van in de xve eeuw én drukkers én uitgevers én verkoopers van boeken had, die met de voornaamste van gansch het beschaafd Europa konden wedijveren. Ook in de woelige xvie eeuw handhaafden zij hunne verworven vermaardheid, ondanks dat zij onmeedoogend werden vervolgd en den vlijtigsten het hoofd afgeslagen. Zelfs in de kwijnende xviie eeuw, ja, tot na den handeldoodenden vrede van Munster, bleven Antwerpens boekhandelaars als ervaren bekend tot in den vreemde.
Door die bekendheid gelokt, kwam, in den zomer van 1657, zekere Jan Suythof, uit het land van Tergoes, ten onzent, om het binden, koopen en verkoopen van boeken, te leeren. Hij werd als leerling-boekbinder van Hendrik van Soest op den Liggere der Antwerpsche Sint-Lucasgilde ingeschreven en betaalde daarvoor de somme van 2 gulden 16 stuivers.
Meester Hendrik van Soest leerde zijn vak, gedurende vier jaren, bij Frans Fickaert, die een ervaren boekenkenner, ja, schrijver was van het leven van den beroemden smidschilder Quinten Matsijs. Toen Fickaert op 22 Juni 1654 overleed, was zijn leerling van Soest reeds zoo bekwaam, dat hij de bestuurder van de boekbinderij en drukkerij werd, en den koop en verkoop van boeken deed, in den winkel De Gulden Engel, onder Onze-Lieve-Vrouwentoren, op de Handschoenmarkt, tegenover de putkevie van Quinten Matsijs. Al spoedig was van Soest in dit werkhuis en boekenkraam onmisbaar geworden; want de weduwe zijns meesters maakte op 11 November 1656 met hem huwelijksvoorwaarden, en zeven dagen later traden zij binnen de hoofdkerk in den echt.
Tegen de gebruiken in, nam Meester van Soest zijnen leerling Jan Suythof niet in den kost. Toen hij te Bamis 1657 in dienst kwam, werd er ook geene notariëele overeenkomst geteekend, zooals dit de gewoonte was. Aan die voorzorg werd eerst drie jaren later gedacht, wanneer Suythof het boekbinden reeds kende en boekhandelaar moest gaan worden. Op 13 December 1660 verschenen meester en leerling voor den notaris en dan werd er zwart op wit bepaald, dat Hendrik van Soest den jongen Jan Suythof, geboren in het land van Tergoes, buiten den kost, voor zes jaren aanvaardde voor het leeren van binden, koopen en verkoopen van boeken. Die zes jaren waren ingegaan met Bamis 1657 en zouden eindigen te Bamis 1663. De leerling gaf daarvoor als huldepenning 100 gulden aan de gade zijns meesters. Daarenboven was hij gehouden aan van Soest 240 gulden te betalen voor zijne vier laatste leerjaren, te rekenen van Bamis 1658. Indien hij zijnen leertijd niet uitdeed, al was het uit oorzaak van sterfgeval, dan moest de verschuldigde som van het ingetreden jaar toch worden uitgekeerd door hem of zijne erven.
Na het teekenen dezer overeenkomst, werd Jan Suythof op den Liggere onzer Sint-Lucasgilde andermaal ingeschreven, maar nu als leerling-boekverkooper van Hendrik van Soest.
Wanneer zijn bepaalde tijd uit en Suythof volleerd was, vestigde hij zich niet binnen Antwerpen: de jonge meester keerde terug naar zijn vaderland, waar hij door zijne verworven kennissen zal hebben bijgedragen, om aan den boekhandel eene degelijke inrichting te geven, welke zijne nazaten nog belangrijker maakten.
F. Jos. van den Branden.