Toonkunde
Requiem van Mozart
Maandag avond 10 Maart was de groote zaal van den Cercle artistique kroppende vol; er waren tal van toehoorders die geene plaats konden krijgen hoewel zij vroeg genoeg gekomen waren; men behielp zich zoo goed men kon. Deze groote menigte was aangetrokken door den roep die uitgaat van Mozart's Requiem, en dan - uitgevoerd door de Société de musique onder leiding van Peter Benoit: men verwachtte zich aan iets buitengewoons. Mozart's zwanenzang was uitstekend ingestudeerd en werd voor zoover de krachten het toelieten, met veel ernst en toewijding uitgevoerd.
Het solo kwartet bestaande uit mejuffrouw Wally Schauseil, sopraan, mevrouw Soetens-Flament, alt, de heeren Duzas en Hendrik Fontaine, tenor en bas, verdient eenigszins nader besproken.
Uitspraak en voordracht van de sopraan waren niet van gemaaktheid vrij te pleiten, hetgeen altijd een onaesthetischen indruk te weeg bracht; zucht tot overheerschen der andere partijen bestond bij haar eveneens, en dit is eene minder ‘künstlerische’ hoedanigheid; de lieve natuur evenwel, had voor eene schoone, buigzame stem gezorgd.
De gevoelvolle, ongekunstelde voordracht van mevrouw Soetens-Flament, het in bedwang houden harer stemmiddelen bij ondergeschikte gedeelten, deden opnieuw deze uitstekend geoefende Vlaamsche zangeres bewonderen; ik breng gaarne mijnen dank voor het genot door hare kunstuiting gesmaakt.
De heer Duzas, de gekende zanger aan den Franschen schouwburg verbonden, vertegenwoordigde de Fransche wijze van zingen; de heer Fontaine daarentegen de Vlaamsche. Aan eene lange vergelijking tusschen beide wijzen, zal ik mij bij deze gelegenheid niet wagen, alleen zij opgemerkt dat bij den Franschen zanger zekere flauwheid in het aanzetten van den toon, zekere tooneelachtige verwijfdheid in de voordracht niet te loochenen valt, terwijl de vaste inzet het afwezig zijn van alle onnoodig effekt bejag, de ronde zekere toon, bij den Vlaamschen zanger, mij ten zeerste aangenaam aandeden. Het solo kwartet, als kwartet genomen, was geen kwartet; het ineensmelten der vier stemmen tot eéne uiting, bestond hier niet: de sopraan beheerschte te veel, de tenor was te ondergeschikt; neemt mij niet kwalijk, ik noem dat: sopraansolo, met ongeëvenredigde begeleiding van alt, tenor en bas. Zeer zeker is het moeilijk een vlekkeloos ‘ensemble’ te verkrijgen; ik weet dat; er wordt dan ook in den regel bij beoordeeling nooit een woord over gesproken, ofschoon het mij toch als een der belangrijkste deelen van den kwartet-zang voorkomt. Het koor deed oudergewoonte zijn best; de klank der tenoren voldoet gewoonlijk het minste, maar dit is nu eenmaal een gekend euvel, waaraan te Antwerpen niets te veranderen schijnt. Het orkest was voor zijne taak berekend; alleen de begeleiding (tenor-bazuin in de partituur) van den bassolo Tuba mirum was geheel en al buiten den toon. Tot zoover over de uitvoering.
Een overdreven sentimenteel portret van eenen beeldschoonen bruinharigen Mozart met zwarte oogen, en eene beeldschoone gitzwarte Constantia Weber, zijne echtgenote was in de zaal tentoongesteld; dit diende naar men mij zegde om den indruk van het werk te verhoogen; nu - indien die schilderij daartoe in staat stelde, dan was het wel eenigszins noodig, want, eerlijk gesproken, heb ik bij het aanhooren van deze muziek, niet veel droefheid, niet veel smart over dierbare afgestorvenen ondervonden. Ik bewonder den vorm, hoewel ik dien vorm niet aankleef; ik bewonder de meesterschap der stemvoering wat het strikt muzikale betreft: de Italiaansche zangerigheid daartegen, zij moge dan met Duitsche innigheid vereenigd zijn, trekt mij minder, terwijl de wijze van uitdrukking der verheven ernst van den tekst, mij zeer ontnuchterde. Waarlijk, een Requiem in de kerk in gregoriaanschen zang uitgevoerd, pakt mij meer. Ik vraag mij daarna af wat Beethoven - om een klassiek meester te noemen - op dezen tekst zou geleverd hebben. Hij zou it wel met hijgende borst hebben doen luisteren, bevangen door ik weet niet welk smartelijk gevoel dat u ten slotte de tranen in de oogen zou doen wellen; bij Mozart's Requiem heb ik dit niet ondervonden, ondanks de tragische verhalen (ware en onware) die over den te jong gestorven meester, in verband met dit gewrocht in omloop zijn.
Ik zou mijne gedachten hierover gaarne ontwikkelen ofschoon ik wel weet in veler oogen een heiligschennis te begaan; plaats voor zulke beschouwingen zou mij echter nu ontbreken.
In 't kort veroorloof ik mij nog de bemerking dat voor onze hedendaagsche richting werken van Richard Wagner, Johannes Brahms, Franz Liszt en Peter Benoit beter passen dan klassieke gewrochten, al zij het dan ook van meesters als Bach, Händel, Haydn en Mozart. Heeren muziekliefhebbers en kenners, en gij broeders, die u onze schoone kunst tot meesteres hebt gekozen, zegt mij eens openlijk, maar nu zonder ‘schoonvinderij’ op gezag van anderen, of vleierij voor onzen Vlaamschen meester: wat heeft u meer bevredigd, meer verheven of begeesterd, meer doen gevoelen: Mozart's Requiem of Benoit's Rhijn, - afgezien van de uiteenloopendheid dezer werken?