maand Augustus en September plaats, is zulks alleen het gevolg van eene ‘zonderlinge gedachte?’ In het geheel niet. De gewone tentoonstellingzaal bestaat uit de teeken- en schilderklassen der Academie, en die klassen zijn alleen gedurende de verlofdagen beschikbaar. Zoodat deze ‘zonderlinge gedachte’ bij een nader onderzoek, in eene stoffelijke noodzakelijkheid verandert. In Gent en in Brussel bestaat evenmin een lokaal, uitsluitend aan kunsttentoonstellingen toegewijd. Zoo werd de laatste Gentsche tentoonstelling verdaagd, omdat in hetzelfde lokaal eene uitstalling van Chrysanthemen moest plaats hebben. Het jaar te voren konden de schilderijen te Brussel toevallig in het oud Museum verzameld worden; in 1885 moest er te Antwerpen een bijzonder lokaal opgetimmerd worden; in 1888 ging de commissie eene overeenkomst aan met het Nijverheidspaleis; maar in ieder geval was men gedwongen zich te schikken naar de omstandigheden, waarvan de dag der opening afhing.
Wat de voordeelen betreft onder geldelijk opzicht, zoowel voor de tombola als voor den aankoop door bijzondere personen die ook zijn niet zoozeer te verachten.
Ter gelegenheid der laatste Antwerpsche tentoonstelling hebben wij doen uitschijnen (jaargang 1888, bladz. 185) dat, voor de tombola alleen, in 1885 niet minder dan 84,720 franks aan kunststukken besteed werd; in 1888, voor ruim 60,000 fr. Buiten de stukken, voor de tombola bestemd, werden in het laatste salon voor het Museum zes, en door bijzondere liefhebbers een en tachtig voorwerpen aangekocht. Dit alles geschiedde stellig ter gelegenheid der tentoonstelling en grootendeels door het toedoen der Maatschappij ter aanmoediging der Schoone Kunsten, en zij die denken dat het ook wel gaan zou zonder dit comiteit, bedriegen zich grootelijks.
Neen, die Maatschappijen zijn een machtig middel tot bevordering der kunst. Bestonden zij niet, dan dienden zij tot stand gebracht te worden, en dan, alvorens zij eenig voordeel konden opleveren, zou er nogal veel tijd besteed worden aan het bespreken der grondslagen en aan vele discussies.... nevens de kwestie, zooals het gewoonlijk gaat; terwijl zij nu steeds handelen, de geestdrift bij de bevolking voor de schoone kunsten gaande houden en den iever bij de kunstenaars aanwakkeren; zij bewijzen dus aan het land diensten van den verhevensten aard; en, dragen onder een ander, meer stoffelijk opzicht, zooals bovengemelde cijfers het duidelijk bewijzen, ook wel eenigszins bij om den keukenpot te doen koken, wat eigenlijk ook niet te misprijzen is.
Bij slot van rekening is de toestand zoo slecht niet als men wel eens hoort zeggen. Niets is volmaakt in de wereld en onze driejaarlijksche tentoonstellingen zijn vatbaar voor verbetering, zooals alle menschelijke werken; maar zij behooren toch tot het beste wat ergens in dien aard bestaat; vooral als men rekening houdt van de geringe middelen, waarover een klein land als het onze beschikt, in vergelijking met hetgeen in groote landen als Frankrijk, Engeland of Duitschland op het kunstaltaar kan geofferd worden.
P.B.