Prijskamp
Er is een prijskamp uitgeschreven voor het oprichten van een gedenkteeken, ter nagedachtenis van Mgr. Lambrechts, bisschop van Gent. Het comiteit, gelast met het besteden der gelden, door den Bien public verzameld, voor het oprichten van dit gedenkteeken, is samengesteld als volgt:
De H.H. Kanunnikken Van den Hende, vic.-cap., eerevoorzitter; Th. Leger, voorzitter; baron Victor Casier, onder-voorzitter; L. Pardoen, schatmeester; de Kerkhove d'Exaerde en G. Cooremen, schrijvers. Leden: de H.H. Kanunnikken Van Damme, Verschueren, De Sitter, Fobe; de heeren Gustaf Claeys en Ed. Bourdon.
De mededingers moeten eene pleisteren schets leveren, op 1/5 der uit te voeren grootte, met eene beraming der som, tegen welke zij zich verbinden het werk te voltooien.
De kosten der vervaardiging van het gedenkteeken, plaatsing inbegrepen, mogen de 15.000 fr. niet te boven gaan. Het gedenkteeken moet, een jaar na de aanvaarding van de aangenomen schets, geplaatst zijn. De mededingers zullen hunne schets van eene kenspreuk of een kenteeken voorzien, welke zij herhalen zullen op den omslag van den inzendingsbrief, hunnen naam en hun adres vermeldend, evenals een aanbod met verbintenis, het gedenkteeken te zullen vervaardigen volgens de voorwaarden van het programma, tegen de som die zij in volle letters schrijven zullen. Deze omslag zal de schets vergezellen.
De inzendingen voor den prijskamp moeten gericht worden tot den heer voorzitter van de jury, en besteld in den Katholieken Kring van Gent, vóór den 22n Maart 1890, ten 8 uren 's avonds.
De jury is samengesteld als volgt: H.H. baron Bethune, graaf van Limburg-Stirum, Th. Belpaire, A. Verhaegen, Th. Lybaert, A. Van Assche, E. Mortier.
De ingezonden stukken zullen tentoongesteld worden in den Katholieken Kring. Het gedenkteeken zal geplaatst worden in de kathedrale kerk. De aan te nemen stijl is de ogivale stijl van het laatste tijdperk.
De wensch wordt uitgedrukt, dat Mgr. Lambrechts voorgesteld worde in de uitvoering van zijn apostolaat.
Zich boven het werkelijke verheffen en tevens binnen de grenzen der stoffelijke volmaaktheid blijven, ziedaar wat de kunstenaar doen moet.
Schiller.