avond; Fritz Hanno een studiehoofd of portret; H. Houben een weverswerkhuis en een zomer; F. Jansé een portret op zijn Jan van Beers', een trant dien het eenieder niet gegeven is na te doen, al stelle men ook zijn werk onder glas, in eenen min of meer uitheemschen lijst. Van H. Kokken zag men schaakspelers. Lamorinière zond slechts twee kleine paneeltjes in, een zonnenondergang en een heigezicht, klein van afmeting, maar die niettemin menig groot tafereel in de schaduw zouden plaatsen, door hun krachtig coloriet en hunne dichterlijke uitdrukking. Ed. Moerenhout leverde naar gewoonte een maneschijn en Jos. Nauwens een stilleven; E. Pieters een pijpenrooker, een lichteffekt uitmakende; een klein landschap en een gezicht op den Doel; dit laatste zeer verdienstelijk tafereel is het bijzonderste der drie. Ed. Portielje vertoonde een visschersgezelschap aan de speeltafel gezeten, een stuk van grooteren omvang dan die welke hij gewoonlijk vervaardigt, en eene kustbewoonster in de duinen gezeten; zijn broeder Geeraard stelde schaakspelers voor en een door een buurmans hond gestoorde muziekant, dragende beiden den stempel van opmerkingsgeest den schilder eigen, terwijl hun vader, J. Portielje, een fantaziehoofd, met zijne gewone gewetensvolle zorg afgewerkt, uitstalde. Serrure maalde een hovenier; Fr. Simons een boerenjongen die zich bereidt eene jeugdige boerin, die aan den bornput staat, onverwachts en op weinig hoffelijke wijze te verfrisschen. Of dergelijk onderwerp de eer van
het doek verdient en niet veelmeer in een spotblad, een Punch of een Kladderadatsch tehuis behoort, geven wij den schilder in bedenking. E. Sibert leverde drie portretten; H. Timmermans een schacheraar met zijne dochter, en het werkhuis van eenen beeldkapper, wat wij ver boven het eerste stuk verkiezen. H. Van der Borgt schilderde een gazetlezer en een binnengezicht zonder stoffeering, maar met meer kunstwaarde. Frans Van Kuyck week eenigszins af van zijne gewone manier, en plaatste zijne inoogsters in volle zon. Piet Verhaert stelde ons een heerschap voor uit de verleden eeuw, met lange pijp bij pot en pint gezeten; hel en licht tafereeltje, waar nochtans lucht en dag vroolijk spelen, zonder tegenstelling van zware bruine tonen. Th. Verstraete liet ons droomen bij eene stille beek, bij Novemberavond, door de laatste stralen eener roode zon verlicht. Van E. Wolters zag men twee zeegezichten.
Slechts twee beeldhouwers zonden eenige stukken in: J. Weyns een straatzanger, borstbeeld en een spelend meisje, en Alfons van Beurden het borstbeeld van den bouwmeester Schadde; een studiehoofd in witte marmer, voorstellende Quinten Matsys kind zijnde, en verders een jongens- en een meisjesportret.
De eerstkomende tentoonstelling zal naar gewoonte met Kersmis plaats hebben. Laat ons hopen dat onze kunstenaars zich voorbereiden in deze, de aanzienlijkste van het jaar, met puikwerken uit te pakken.
In elk kunststuk is de waarheid terzelfdertijd het moeilijkst, het eenvoudigst, het verhevenst en het natuurlijkst.
Mad. De Stael.
Het doel der kunst is het weergeven der indrukken van de ziel.
Socrates.