Leergang van viool; leeraar M. Colijns.
Hoogere afdeeling.
Eene schoone klas, die van M. Colijns; degelijke leerlingen worden hier gevormd, terwijl zij, die eenen hoogeren aandrang in zich gevoelen dan juist de zoogenoemde ‘broodmuzikanterij,’ geene betere opleiding ontvangen kunnen. Afwisselend deed de leeraar zijne leerlingen te zamen, en ieder afzonderlijk optreden. De samenoefeningen bestonden uit eene reeks kernachtige studiën, met of zonder klavierbegeleiding. De beide eersten waren wat onvast en gejaagd; de volgenden steeds beter en artistieker. De solo voordrachten brengen ons tot afzonderlijke bespreking der leerlingen.
Juffr. Emma Labaer speelde het zeer gekende Fantazie-Ballet van De Beriot. In den aanvang wat minder zuiver, herstelde de toon zich langzamerhand. Hare techniek getuigt van veel studie; de streek mist echter nog, de noodige gespierdheid, hetgeen bij minder natuurlijke kracht van den arm, slechts na veel langduriger oefening dan voor een man noodzakelijk is, te verkrijgen valt. Deze leerlinge die verder nog, zich met het grootst geduld en vasthoudendheid op den zang en het klavierspel toelegt, en dan nog tracht door bestudeering van harmonie en contrapunt, de theoretische moeilijkheden der muziekkunst te doorworstelen, verdient om dat pogen alleen reeds, een hartelijk woord van aanmoediging.
M. Edmond de Herdt wordt een kunstenaar. Reeds zeer groote vingervaardigheid, mannelijke kracht in den boog, edele toon, diepgevoelde voordracht. Jammer - hij trekt iets met den linker schouder... als hij zich dat nog ontwennen kon? Bij zulk eenen kunstenaars aanleg past toch zeker eene vlekkelooze houding. Men zou zich kunnen voorstellen dat wij hier te veel roemen? - neen, toch niet; wij weten wat Edmond de Herdt voor vier jaar geleden was, en zijn zeker dat hij zich, op deze wijze voortgaande, eene schitterende toekomst maakt.
M. Julius Schrey mist, rechtuit gesproken, dàt alles, wat ons bij de Herdt aantrekt. Wèl is er veel techniek, een losse rechterarm; maar de ernst en de bezieling des kunstenaars, spreekt ons niet uit het spel van dien leerling.
M. Bernard Galliaert die reeds zeer ver gevorderd was, als laatst genoemde twee leerlingen, nog hunne 3e positie oefeningen speelden, heeft de vier sedert verloopen jaren, ons inziens maar weinig benut; zeker is er groote geoefendheid noodig ter uitvoering van de door hem voorgedragen gedeelten uit Bach's 6e sonate; maar homogeen klonken de tweestemmige trekken toch niet, en dat wèl te verkrijgen is het schoone. Deze leerling bedenke dat rust roest, en tevens dat het hoogste punt door hem nog niet werd bereikt.
M.J. Bacot hoorden wij niet dezen keer. Ieder kunstenaar en liefhebber weet echter, hoe schoone houding, edele toon en voordracht dezen leerling boven allen doen uitmunten.