Boekbeoordeeling
Étude litteraire sur le poête Neerlandais Vondel, par l'abbé Camille Looten, ancien professeur de Rhétorique, Docteur ès Lettres. Bruxelles, société belge de librairie.
Bovenstaande titel prijkt op een vrij lijvig boekdeel, groot in-8' van 322 + iv blz., op zwaar papier gedrukt. De geachte schrijver heeft dit werk gemaakt als vrije thesis voor het verkrijgen van de doctorsmuts in de Sorbonne, en is dan ook in zijn pogen geslaagd.
Op zichzelven genomen is het reeds een opmerkelijk feit van onzen tijd, dat zulke thesis in de Sorbonne voorgedragen wordt en op zoodanige wijze, dat de steller allen lof verdient. Hij begint met eene gewetensvolle, en laat het ons al spoedig zeggen, eene doorgaans onpartijdige beschouwing over den toestand in Nederland gedurende den 80jarigen oorlog en onmiddelijk daarna. Ofschoon Roomsch priester, durft hij onbevangen de waarheid zeggen over personen en zaken van die ‘beroerlycke tyden.’ Hij heeft eerbied en bewondering veil voor de helden dier heldeneeuw, ook wanneer, die lot de hervormde leer behooren. Indien men op het titelblad niet las, dat het boek door eenen abbé geschreven werd, men zou het waarschijnlijk niet verder ontdekken. Zooveel voor den schrijver.
Hij beschouwt Vondel als treurspeldichter en ontleedt dezes voornaamste stukken. Bij middel van goed gestelde en handig tusschengevoegde vertalingen, maakt hij den gang dier spelen voor den lezer duidelijk en doet tevens al het grootsche van Vondel's scheppenden geest uitschijnen. De schrijver is evenwel niet blind voor de gebreken, die echter meer aan den tijd, dan wel aan den dichter te wijten zijn.
Verder handelt hij over den grooten Keulenaar als hekel-, lier- en treurdichter, als epieker en didaktieker. Men voelt dat de schrijver zijnen Vondel, en bovendien de Vondelbibliographie grondig kent. Zijn oordeel is bedaard en met redenen omkleed.
De vergelijking tusschen onzen ‘Vader der poëzij’ en Milton is een toonbeeld van ernstige kritiek gesteund op uitgebreide historische kennis. C. Looten bewijst nagenoeg op onomstootbare gronden, dat de groote Engelsche epieker, uit Vondel's Lucifer duchtig geput heeft. De ontleding van den Lucifer mag als een model van letterkundige studie gelden, zoowel als die van het Landspel, de Leeuwendalers.
In zijn algemeen besluit vergelijkt de schrijver onzen grooten dichter met andere verheven geesten, wier naam de wereld vervult, en wijst hem eene welverdiende plaats aan bij de genieën. Hij betreurt het dat onze groote klassieker zoo weinig in den vreemde bestudeerd wordt, vooral in Frankrijk. Men voelt bij de lezing dat de achtbare heer Looten zijn onderwerp met liefde en geestdrift behandeld heeft. Ook wenschen wij hem van harte geluk met zijnen eerlijken, onpartijdigen en zeer verdienstelijken arbeid.
J.M.B.