De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 2
(1889)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–Bijdragen tot de geschiedenis van Antwerpen op het einde der XVIIIe eeuw
| |
[pagina 156]
| |
In eenen brief, den 19n Brumaire jaar VI (9 November 1797), door het departement der Beide-Nethen, aan den minister der algemeene policie, burger Sotin gezonden, wordt hem bericht, dat de onkosten voor het wegnemen van alle uitwendige teekens van godsdienst, door de aannemers op 20,000 gulden waren geraamd, voor de gemeente Antwerpen alleen, waar men op de torens en andere gebouwen, meer dan 300 kruisen telde. De minister antwoordde, den 14n December, aan gemeld bestuur, dat die onkosten in de plaatselijke uitgaven moesten worden begrepen en, bijgevolg, ten laste van de gemeente vielen. Alzoo moesten de burgers zelve het vernietigen bekostigen van voorwerpen, welke hun dierbaar waren.
Op Donderdag, 8 November 1798, en volgende dagen, werd er overgegaan tot de openbare verkooping der kerkmeubelen en sieraden van de kathedraal, verdeeld in 215 loten. De veilingen geschiedden nogmaals ‘mits comptante betaeling en alleenlyk in metaellieke specie.’ De gebeeldhouwde predikstoel, in eikenhout, met het verhemelte en de ijzeren steunsels, welke op 30 gulden was geschat, werd toegewezen aan Baillieu voor Jacobs, voor 17 gl. 15 st. Vier zwart marmeren grafsteenen, aan Lambrechts, horlogiemaker, 10 gl. Vier dito, aan Lambrechts, zoon, 7 gl. 10 st. Twee schilderijen, de eene verbeeldende Christus aan het kruis, de andere een biddend kannunik, aan Vanderelst, 2 gl. Het orgel in Venerabelkapel, met gebeeldhouwd eiken buffet, drie groote blaaspijpen en twee houten kassen, aan van de Wal, 170 gl. Het oxaal, in dezelfde kapel, gedragen door zes kolommen, acht plaasteren figuren, acht dito engelen, de galerij met koperen pilaren, geschat op 180 gl., aan denzelfde, 225 gl. Het hoogaltaar, in wit en zwart marmer en vier dito kolommen, marmeren altaarblad, het tabernakel en de gebeeldhouwde marmeren communiebank met de trede, dit alles geschat op 470 gl., aan Auwers, 440 gl. Een klein altaar, met in fijn goud versierd sanctuarium, drie bidbanken en de beschotten, aan Leenaerts, 52 gl. Acht zwart marmeren grafsteenen, aan Lambrechts, 9 gl. Een houten altaar, met schilderij, de afsluiting en de beschotten rondom de kapel, aan Baillieul, 54 gl. Een zwart marmeren altaar, met twee dito kolommen en vijf plaasteren figuren, de afsluiting met koperen pilaren en de beschotten rondom, aan Degryn, 48 gl. Een altaar in gespikkeld marmer, met drie figuren er boven en twee bezijden op voetstukken, de gebeeldhouwde afsluitingen en beschotten rondom, aan Dubois, 50 gl. Een gebeeldhouwd marmeren altaar, met de Drievuldigheid er boven op, en twee plaasteren figuren, de marmeren afsluiting en het beschot, aan Jacobs, 52 gl. Een dito marmeren altaar, met sierlijk bewerkte afsluiting, aan Adnet, 20 gl. Tien grafsteenen met de figuren, verbeeldende verschillende patronen, aan Lambrechts, 16 gl. Het groot kerkportaal, langs de Handschoenmarkt, in marmer van verschillende kleur, drie figuren er boven, die den wereldbol vasthouden, gesteund door acht groote marmeren kolommen en verdere toebehoorten van dit portaal. Dit lot was geschat op 400 gulden, en werd toegewezen aan Adnet en Cie, voor 100 gl. Een houten altaar, met drie figuren er boven en twee bezijden met eene schilderij te midden, en de beschotten, aan Vermeyr, doch bij gebrek van betaling, aan Lambrechts, horlogiemaker, 24 gl. Een geschilderd houten altaar, met de zon er boven en drie plaasteren figuren, eene schilderij, verbeeldende De Verrijzenis Christi, met de afsluiting en de beschotten rondom, aan Corbrun, 60 gl. Een wit gebeeldhouwd marmeren altaar, met drie figuren er boven, (de, schilderij, verbeeldende eene Vergadering van monikken, voorbehouden), en de beschotten rondom de kapel, aan Adnet, 46 gl. Een gebeeldhouwd wit marmeren altaar, met vier dito kolommen en drie plaasteren figuren, (de schilderij te midden van het altaar, voorbehouden) het afsluitsel en beschot, aan Lambrechts, 45 gl. Een idem met vier kolommen en vier figuren, (de schilderij, verbeeldende verschillige personen, voorbehouden), de afsluiting en de beschotten, aan Wauvers, 61 gl. Een wit en zwart marmeren altaar, met de H. Maagd en hel kind Jezus er boven, eene schilderij te midden, de afsluiting en de beschotten, aan J. Schmerda, voor Chantrau, 102 gl. Twee marmeren doopvonten, met de eikenhouten beschotten, banken, enz., der doopkamers, geschat op 108 gl., aan Dargonne, voor 194 gl. Acht grafsteenen, in zwart en grijs marmer, en zeven offerblokken, aan Lambrechts, 8 gl. Een marmeren altaar, met schilderij en vijf plaasteren figuren, aan denzelfde, 15 gl. Een gebeeldhouwd houten altaar, met vijf figuren, de afsluiting en de beschotten rondom, aan Vermeyr, bij gebrek van betaling aan Lambrechts, 20 gl. Een marmeren altaar, met zeven plaasteren figuren, de gebeeldhouwde afsluiting met kleine koperen kolommen en de beschotten, (de schilderij, verbeeldende de H. Maagd en het kind Jezus, voorbehouden), aan Belgrange, 41 gl. Een houten altaar, drie figuren, eene schilderij te midden en de afsluiting, aan Brousse, 30 gl. Drie sierlijk gebeeldhouwde eikenhouten biechtstoelen, met de trede en de beschotten, dit alles op 10 gl. geschat, aan van Grimbergen, 35 gl. Het orgel in de O.-L.-Vrouwekapel, met sierlijk gebeeldhouwd buffet en figuren er boven, drie groote banken voor | |
[pagina 157]
| |
de muzikanten, de voettreden en drie stoelen, aan Gobiert, 146 gl. Het oxaal in de kapel der H. Maagd, met de blauw steenen tribuun, gesteund door vier marmeren kolommen, de afsluiting met 24 kolommen erbij begrepen, op 100 gl. geschat, aan denzelfde, 426 gl. Het gespikkeld zwart marmeren portaal, langs den kant van het Groenkerkhof, zes dikke pilaren, de beschotten en de deuren, geschat op 160 gl., aan Adnet en Cie, 40 gl. Een zwart marmeren altaar met drie plaasteren figuren, de afsluiting met koperen pilaarkens, geschat op 90 gl., aan Adnet, 175 gl. Eene eikenhouten kas, drie grafsteenen en een marmeren wijwatervat, aan Lambrechts, 4 gl. Een verguld houten altaar, met drie figuren er boven en zes engelen, (de schilderij verbeeldende St.-Sebastiaan, voorbehouden), de afsluiting, beschotten, buffet en banken, aan denzelfde, 15 gl. Een altaar in zwart en grijs marmer, en drie figuren er boven, (de schilderij voorbehouden), een biechtstoel met de afsluiting, de beschotten en de trede, aan denzelfde, 20 gl. Een houten altaar, met drie figuren er boven, eene schilderij te midden, een biechtstoel, het beschot met de afsluiting en zeven gespikkeld marmeren pilaren, aan Mezicht, 25 gl. Het prachtig marmeren altaar in de Besnijdeniskapel, met twee koperen deuren en de marmeren trede, (de drie schilderijen voorbehouden), aan Bloom, 161 gl. Zes marmeren grafsteenen, aan Adnet, 10 gl. Zes idem, met een figuur de Ecce Homo, aan Lambrechts, 20 gl. 10 st. Twee eikenhouten biechtstoelen, waarvan een met vier gebeeldhouwde figuren, aan Corbrun, 28 gl. 10 st. Vijf mastenhouten idem, geschat op 50 gl., aan Lonné, 14 gl. Twee orgelspelen, met hunne toebehoorten, geschat op 2250 gl., aan burger Le Moine, In den Beer, te Antwerpen, 1300 gl. Het gestoelte van weerszijden in het koor, met de koorlessenaars, geschat op 300 gl., aan Jacobs, 101 gl. De zwart en grijs marmeren tribuunGa naar voetnoot(1), een figuur te midden over het altaar, zeven idem langs den kant van den beuk, zestien grijs marmeren kolommen en verdere toebehoorten, geschat op 1400 gl., aan Adnet, 300 gl. Het kerkportaal, aan den kant der Lijnwaadmarkt, in gespikkeld marmer, gesteund door vijf groote marmeren kolommen en een figuur er boven op, geschat op 300 gl., aan Adnet en Cie, 60 gl. Eene schilderij, verbeeldende de Drie Koningen, en twee rood stoffen altaarvoorbangsels, aan Auwers, 8 gl. Vijf marmeren graven van bisschoppen, (dat van Capello voorbehouden), met de plaasteren figuren, geschat op 40 gl., aan Adnet, 6 gl. 10 st. Het hoogaltaar, in gespikkeld marmer van verschillende kleur, gesteund door zes groote witte marmeren kolommen, vijf figuren er boven, het verguld sanctuarium, waarboven een Christus en twee Engelen, zes verzilverde houten kandelaars, twee gele gordijnen en de voettrede, (de schilderij en het gebeeldhouwd sanctuarium voorbehouden), geschat op 600 gulden, toegewezen aan Adnet, 250 gl. De marmeren afsluiting van gezegd altaar, met de deuren, alsmede een gebeeldhouwd eiken paviljoen en vijf zwart marmeren grafsteenen er boven, aan denzelfde, 30 gl. Vier verzilverde houten engelen, met de voetstukken, aan De Vos, 5 gl. Een troonhemel, met fijn goud en rood fluweel versierd, geschat op 15 gulden, aan Adnet, 70 gl. De overige koopers waren Cokelimberg, Winter, de Bruyen, Vrayenneau, Lamone, Freyhoven, P. Degroof, Paralle, Hermelin, Craynen, Tellier, Fraven, Xaverius, Brezichts, Collen, Masschu, Keyler, Vil, Pieters, Trilens, Spanossen, Kieles, Linckx, Borrequin, Loubillot, Van Becken, Spets, Berken, Spethinckx, van Hossen en Nickens. De stoelen werden, per vier en twintig, gemiddeld voor 3 gl. 10 st. verkocht. Al de loten te zanten, waren op 14213 gulden 10 stuivers geschat geweest, doch de opbrengst bedroeg slechts 9403 gulden. Zoohaast de veilingen in de kathedraal waren afgeloopen, werd er overgegaan tot de verkooping der meubilaire voorwerpen in de nog overig zijnde kerken, kapellen en kloosters. Deze verkoopingen duurden tot den 17n November 1798 voort. In de Schipperskapel waren slechts zes loten, te zamen op 34 gulden geschat; zij brachten er maar 21 op. De koopers waren van de Wal en Masschu. Deze kapel, met vier huizen, was den 17n Februari te voren, in openbare veiling, aan den notaris Gerardi toegewezen, voor 100,500 livres. In het klooster der Zwartzusters was al wat er zich bevond, in 25 loten verdeeld. Negen schilderijkens en vijf ingelijste opschriften, aan Diercksens, voor 1 gulden 10 stuivers. Drie schilderijkens van betere hoedanigheid, aan de Groote, 1 gl. 5 st. Achtien schilderijkens en vijf ingelijste opschriften, aan van Hossen, 2 gl. 10 st. Vier schilderijen en eene partij ijzerwerk, aan van Schoor, 1 gl. 15 st. Drie ingelijste schilderijen, aan Pieters, 2 gl. 5 st. Twee groote en twee kleine schilderijen, aan van Huflen, 1 gl. 15 st. Eene groote en vijf kleine schilderijen, met eene tafel en en een lantaarn, aan Pauwels, 1 gl. 15 st. De overige voorwerpen werden gekocht door Winter, Brasseur, Viel, Leenaerts en Lonné. Alles te zamen bracht 66 gulden op. | |
[pagina 158]
| |
Het klooster en de kapel der Zwartzusters waren, op 19 Maart 1798, voor 914,000 livres, aan M. Loos verkocht. Vervolgens ging men over tot het verkoopen der kerkmeubelen van de St.-Joris, verdeeld in 55 loten. Het orgel, in goeden staat, met het schoon gebeeldhouwd oxaal, de eikenhouten afsluiting, gesteund door acht groote eikenhouten kolommen, erbij begrepen drie blaaspijpen, zes banken en vier lessenaren, het alles geschat op 300 gulden, aan Gobiert, voor 200 gulden. Het kerkportaal, langs den kant van den Calvarieberg, aan Leenaerts, 20 gl. Een ander portaal, in gebeeldhouwd geschilderd mastenhout, aan Trielens, 7 gl. Twee altaren, in wit en grijs marmer, met de er rond staande marmeren figuren, zeer goed afgewerkt, de marmeren afsluitingen en de treden, aan Lambrechts, horlogiemaker, voor Auwers, 118 gl. Een wit marmeren altaar, met vier houten figuren, het sanctuarium, het verguld houten altaarblad en de communiebank, (de altaarschilderij, verbeeldende het Laatste avondmaal, voorbehouden), aan van de Wal, 170 gl. De predikstoel, gesteund door vier schoon gebeeldhouwde houten figuren, geschat op 60 gulden, aan denzelfde, 31 gl. Zeven marmeren en een plaasteren figuur, met de grafsteenen, verbeeldende verschillende heiligen, geschat op 60 gulden, aan denzelfde, 32 gl. Drie lijsten met opschriften, eene kleine schilderij en twee marmeren wijwatervaten, aan Gobiert, 4 gl. Het marmeren portaal, langs den kant van het Mechelsche plein, geschat op 14 gulden, aan Walens, maar opnieuw toegewezen aan Bailliel, 7 gl. Twee marmeren altaren, met de er rond staande plaasteren figuren, twee schilderijen, de eene verbeeldende een bisschop, de andere de H. Maagd en het kind Jezus, een biechtstoel en de marmeren afsluiting met de pilaren, aan van de Wal, 80 gl. Een beschot met twee er boven staande schilderijen, heiligen verbeeldend, geschat op 40 gl. aan Adnet, 20 gl. Een marmeren altaar met vier dito kolommen, en twee marmeren figuren bezijden, een grijs lijnwaden gordijn en de communiebank voor gezegd altaar, geschat op 220 gl., aan Lambrechts, 125 gl. Het hoogaltaar, in marmer, met vier dito kolommen, het beeld van St. Joris, door plaasteren engelen omringd, eene groote schilderij te midden van het altaar en twee marmeren figuren, geschat op 300 gulden, aan Adnet en van de Wal, 130 gl. Een houten altaar, met figuur en twee kassen bezijden, aan Debruyn, 15 gl. Zes zijden kazuivels van verschillende kleur, eene koorkap, twee fijn linnen koorkleederen, een gordijn en een tapijt, aan Ganzen, voor 29 gl. Het horlogie, in goeden staat, met twee wijzers, slaande het uur op de groote klok, en het half uur op de kleine, (de klokken voorbehouden), geschat op 80 gulden, aan Adnet en Lambrechts, 202 gl. De overige voorwerpen werden aangekocht door Viel, Lonné, van Hooflen, van Tielen, J.L. Bernaerds, Tirion, Walder, Gerwert, Walens, Ceulemans, Carbot, van Duyn, Dielen, Sturbet, Van Duijnen, Deelen, Vanderelste, Adgner en Linckx. Gansch de verkooping bracht op 1717 gulden 2 stuivers, in plaats van 2146 gl., zooals de schatting was geweest. De St.-Joriskerk, met het kerkhof, was den 10n October te voren, in openbare veiling toegewezen aan Gobiert, voor Brousse, te Mechelen, voor 850,000 livres. De laatste verkooping van kerkmeubelen, welke wij in de processen-verbaal vermeld vinden, is die van de Droogscheerderskapel, Keizerstraat. Zij was op 3 Januari 1798, met den bleekhof en vijf huizen, verkocht voor 116,200 livres, aan M. Pommier, te Parijs. Het houten altaar, met drie figuren er boven, een van weerszijden en twee kleine schilderijen, erbij begrepen de voettrede en de beschotten, aan Dringuen, 10 gl. Drie reliquiekassen achter glas, met zeven figuren, verbeeldende verschillende heiligen, aan Baillieul, 3 gl. Een predikstoel, met den trap en de beschotten rondom in de kerk, aan Auwers, 5 gl. 15 st. Er waren slechts zes loten; een dezer werd door burger Viel aangekocht. Zij brachten te zamen 40 gl. 5 st. op; de schatting was 39 gl. geweest. De opbrengst der vijf laatste verkoopingen van kerkmeubelen, te beginnen met die in de kathedraal, beliep 11,247 gulden 7 stuivers, in plaats van 16,482 gl. 10 st., zooals ze waren geschat. Wanneer men daarbij voegt de 7915 gl. 17 st. van de elf eerste veilingen, dan komt men tot een gezamenlijk bedrag van 19163 gulden 4 stuivers. De processen-verbaal werden, met de laatste verkooping, op Zaterdag 17 November 1798, gesloten; zij zijn door Lafeuiliez en J. Verbelen onderteekend. Van eene verkooping van kerkmeubelen in St.-Walburgis, hebben wij nergens een verslag ontdekt; die kerk werd, door de sansculotten, tot stapelplaats gebruikt, en later, toen zij bouwvallig geworden was, afgebroken. Wat de gewezen Jezuietenkerk betreft, deze was tot tempel der Wet ingericht; het was daar dat de republiekeinsche feesten plaats hadden en de huwelijken werden gesloten; het was ook in die kerk dat, na de afbraak van de kapel der paters Lieve-Vrouwebroeders, de Godin der Rede werd vereerd. Op Vrijdag, 7 September 1798, vierde men er feest voor de zegepralen der Fransche legers, op 18 Fructidor behaald. ‘De Godinne der Vryheyd stond verheven, omringd door Oragnieboomen, en den Wierook brandde op haere Autaeren.’ De St.-Jacobs-, alsmede de St.-Andrieskerk werden voor alle vernieling gevrijwaard, dewijl zij door twee beëedigde priesters werden bediend, daartoe aangesteld door J.G. | |
[pagina 159]
| |
Huleu, vicaris-generaal van het aartsbisdom Mechelen, welke insgelijks den eed had afgelegd, doch hem later herriep.
Ontegenzeggelijk hebben de Franschen, te Antwerpen, veel onrecht gepleegd, veel geplunderd en geroofd; maar door de opening onzer schoone rivier, door de vrijverklaring der Scheldevaart, ook veel goeds teweeggebracht, dat, in ons oog, alle hunne schelmerijen uitwischt. Inderdaad! die vrijverklaring moest aan onze stad een oneindig en blijvend voordeel verschaffen, zoo niet dadelijk, dan toch in later tijd. Om die opening te verwezenlijken, was een gewelddadig middel noodig, en zij weifelden geen oogenblik, dit aan te wenden. Zonder hen hadde de oude slenter waarschijnlijk nog lange jaren voortgeduurd; uit eigenbaat hielden Engeland en Holland stokstijf aan die sluiting vast, en aldus zou Antwerpen eene stad gebleven zijn, waar de handel versmacht was en het gras tusschen de straatsteenen weelderig opschoot. Hebben de sansculotten hier dus veel baldadigheden gepleegd, de burgerij uitgezogen, kerken en kloosters beroofd, en wat al meer schurkerijen begaan, dat waren slechts tijdelijke kwalen, terwijl wij van de vrije Scheldevaart thans nog de beste vruchten plukken. J. Staes. |
|