Het gemeentehuis van Schaarbeek
Wie van Antwerpen naar Brussel stoomt ontwaart, eenige minuten vóór hij in de hoofdstad aankomt, op eene hoogte ter linkerhand, een gebouw, dat zich reeds van verre onderscheidt door zijne sierlijke vormen, tot den Vlaamschen Renaissance-stijl behoorende, en door de rijke kleur zijner bouwstoffen. Dit is het Gemeentehuis van Schaarbeek, door den bouwmeester van Ysendyck, een paar jaren geleden, voltooid.
Wanneer men het gebouw van naderbij beschouwt, groeit de gunstige indruk, dien men reeds van verre ontving, nog aan. Wat in de eerste plaats treft, is het vroolijke, zonnige uitzicht van den voorgevel, verkregen zoowel door de keus der bouwstoffen als door de lijnen der onderdeelen. De gevel is opgetrokken uit blauwen arduin en uit baksteen van verschillende kleur, met vensterwaaiers in witten steen gebeeldhouwd. De ramen, bij paren saamgekoppeld, vormen groote vierkanten, door ranke stijlen en kruisen verdeeld. De rijke middenbouw springt krachtig vooruit te midden der vlakke zijdeelen en wordt op eigenaardige en zeer oorspronkelijke wijze bekroond door eene gevelspits, die tegen den grondslag van den toren oprijst. Rijk bewerkte zoldervensters met trapgeveltjes, bekronen de zijkanten, terwijl boven bet middendeel een toren rijst, die, ondanks zijne rijke versiering, een toonbeeld van slankheid en smaakvolle sierlijkheid blijft.
De groote lichte vensters herinneren aan de Fransche Renaissance van Henri II, zoo ook de gevelspits tegen den toren; de dakvensters zijn Vlaamsch en hebben in hunne rijke versiering iets dat naar den overgang van het Gotisch naar de oudste Renaissance zweemt. De toren ook is Vlaamsch en herinnert aan sommige kerkspitsen der xviie eeuw, maar hij is veel slanker gehouden dan deze gewoonlijk zijn en de dakvensters, welke rond zijn koepel geschaard staan zoowel als de peperbussen, die zijne onderste verdieping op hare vier hoeken versieren, geven hem een ouderwetscher uitzicht.
Maar Fransche en Vlaamsche stijl der xvie en xviie eeuw zijn zoo gelukkig versmolten, dat de herboren Renaissance-school hier een wezenlijken triomf viert, die eer doet aan den trant en eer aan den bouwmeester. De eerste bewees, dat hij wel degelijk den kunstenaar een rijkdom van hulpmiddelen aan de hand doet, zooals men er in geen anderen stijl vindt, dat hij, wel verre van iemand in den steek te laten of te verhinderen, steunt en prikkelt wie iets uit te drukken heeft. De bouwmeester bewees, dat hij, met bewonderenswaardige vindingskracht en gelouterden smaak, uit verscheidenheid eenheid wist te scheppen, en uit overgeleverde vormen een geheel tot stand te brengen, dat behagelijk en oorspronkelijk in hooge mate is.
Het lichte, sierlijke en toch streng regelmatige der venstervormen, verhoogd door de gepijpte omlijstingen die van den onderbouw tot tegen de kroonlijst stijgen; de middenbouw in denzelfden trant opgevat, maar rijker bewerkt; de meer afgewisselde vormen der zoldervensters; de nog speelscher vormen van den toren, zijn tot veel strenger eenheid saamgedwongen, en hebben zich ook gewilliger onder dien dwang gebogen dan dit in andere gebouwen van uitstekende verdiensten, als bij voorbeeld in de Antwerpsche bank, het geval is. Rustig ziet er de benedenbouw, lustig de bovenbouw uit, maar beiden dragen gelijkelijk bij om dit zonnige en kleurige geheel voort te brengen, waarvan wij hooger spraken.
Wij achten het onnoodig in verdere bijzonderheden te treden over den zoowel geslaagden gevel en met altijd onduidelijk teekenende woorden te kampen tegen de levende en sprekende zonnebeelden, die ons artikel vergezellen.
Voegen wij er nog slechts bij dat de voorgevel 51 meters breed, het nok van het dak nagenoeg half zoo hoog en de toren tot aan den top van den windwijzer 63 meters hoog zijn. Boven de vensters der eerste verdieping vindt men de namen der twaalf burgemeesters, welke de gemeente bestuurden, boven die der tweede verdieping onderwerpen tot de geschiedenis van Schaarbeek betrekking hebbende. Boven de ramen van den middelbouw ziet men de wapens van Schaarbeek, van de kastellenij van Brussel en van het kapittel van Soignies. Op de gevelspits prijkt het wapen van België en hooger het medaillon van Leopold II; dit laatste evenals de bronzen leeuwen nevens den ingang, werd door den beeldhouwer Jacquet geschonken.
Het binnenste van het gebouw is volkomen het uiterlijke waardig. Door den hoofdingang binnentredende, komt men in eene trapzaal, door geschilderde glasramen verlicht, waarop verscheiden feiten, het bouwen van het gemeentehuis betreffende, afgebeeld zijn. Men leest op een der ramen, dat de aanbesteding den 20n April 1882, op eene andere dat de plechtige opening door den koning, den 21en Juli 1887, plaats had. Deze gebeurtenissen zijn vermeld in cartouchen, omlijst door takken van kriekenboomen, die op de eene raam in bloem, op de andere in vrucht staan; zinnebeelden van den Schaarbeekschen grond, die van dit ooft zeer gewaardeerde soort voortbracht, en van den Arbeid, eerst vruchten belovende dan opleverende.
Op de eerste verdieping treft men eene voorzaal aan, die stil maar smaakvol versierd is met allegorische beelden in tegelsteen, geschilderd door Adolf de Mol en gebakken door de gebroeders Boch. Zij verbeelden de Volharding, de Goedheid, de Waakzaamheid, de Liefdadigheid, het Vooruitzicht en de Voorzichtigheid. Al de inschriften zijn in de beide talen. De gazarmen en de trapleen zijn uit sierlijk geslagen ijzer vervaardigd. Het geheel legt getuigenis af van een gelouterden smaak en van eene zorg om tot in de