Blanchefloor
Gedicht van Dr August Snieders. Muziek van Emiel Wambach
De heer Emiel Wambach heeft ons ll. Woensdag 27 Maart, in de groote zaal van de ‘Koninklijke Harmonie,’ de eerste uitvoering zijner Blanchefloor doen bijwonen.
Na de beschouwingen die over het werk in Het Handelsblad en Le Précurseur op voorhand verschenen waren, was de verwachting bij het publiek zeer gespannen. Zoo ook de mijne. Of nu de uitslag juist aan bovengenoemde schitterende beschrijvingen heeft beantwoord, wordt, niettegenstaande een onmiskenbaar succes, door vele musici hier ter stede eenigszins betwijfeld. Er bestond namelijk bij deze gelegenheid eene soort vooruitgezonden ‘ophemeling,’ die de ware kunst meer benadeelt dan bevordert. Wat moet een kunstenaar van den rang van Wambach au fond du coeur daar wel van denken, wanneer voorafgegeven, opgeschroefde beoordeeling hem een valsch succes gaan verzekeren, dat hij zich, voorzeker, liever stormenderhand, en op het oogenblik der uitvoering zelve, zou willen veroveren? Zeker heeft hij gegeven wat slechts eenigszins in zijn vermogen was, en daarbij tevens getoond colorist van groote bekwaamheid te zijn; maar laat ons toch nooit het ware succes van eenen kunstenaar door te hooge aanprijzing benadeelen. Dat is mosterd vóór den maaltijd.
Daar het mij niet geoorloofd was door samenloop van allerlei omstandigheden, een blik in de partituur te werpen of het werk door den meester te hooren voorspelen, heb de uitvoering uiterst oplettend gevolgd, en zijn mij de aangrijpende modulatiën, groote klankeffekten voor stemmen, en de contrapuntische behandeling, evenmin als de zeer te roemen karakteristieke orkestratie niet ontgaan.
Buiten eenige verkeerde klemmen zooals op:
‘Goddelijke sterrenpracht,’ waar het metriek zwaarte punt op lijke valt, terwijl op de eindlettergrepen van ‘zalen-bokalen,’ door verheffing in den zang te veel gewicht wordt gelegd, en ten slotte de herhaling van de woorden: ‘Breng reiger,’ die geheel zonder reden geschiedt, is mij na deze eerste bijwoning verder geen verkeerde betooning of deklamatie opgevallen.
Daar het natuurlijk vaststaat, dat iedere komponist zijne geheele ziel in het werk zijns geestes tracht uit te storten, en zich dus voorstelt het juiste, het ware te hebben gegeven, laat ik opvatting en uitdrukking van het geheel, buiten bespreking; die, zouden verschillen van den eenen toondichter tot den anderen; het is dan ook in hoofdzaak daarin, dat de een zich van den ander onderscheidt.
Schoone gedeelten zijn in Wambach's werk veelvuldig aan te wijzen, o.a.:
De maan giet haar straal in den vensterboog neer,
En toovert een lichtglans om hem en om haar.
Dan nog: het eerste optreden van het keizer-motief; het karakterbeeld van den roofridder; waarbij ik bescheiden in bedenking geef of dat gedeelte door alle bassen gezongen, niet beter tot zijn recht zou zijn gekomen, vooral, de machtige orkestbegeleiding in aanmerking genomen.
De braspartij bij Berthold is mede zeer karakteristiek, en Blanchefloor's begrafenis een der aangrijpendste gedeelten.
Van minder uitdrukking vond ik:
Geen looverkens feezlen nog iets tot elkaar,
Geen rimpel van smart of van lach op het meir.
terwijl het
En bukkend voor dien hoogen wil,
Gaf zij het jawoord, lijdend stil,
En 't harte diep gebroken.
mij weinig diepe smart en stille onderwerping heeft doen gevoelen.
Algemeen zeggen mij de muzikale vrienden, dat men dit werk onder Yolande stelt; ik weet het niet; Yolande heb ik niet gehoord, maar wel weet ik dat de tekst, strekking en geheele handeling een (stief?)-zusje van Yolande is. Of deze tweede behandeling van een op den zelfden leest geschoeid onderwerp, in het voordeel van Blanchefloor en van den komponist uitvallen kon?... Ja, indien Yolande niet zoo populair geworden ware.
Van de solisten-dilettanti, beviel mij Eelhart het beste; schoon geluid, goede voordracht. Dan volgt Berthold, wiens baritonstem beter geschikt was ‘de Keizer heeft gesproken’ te zingen dan de andere gedeelten zijner rol. Blanchefloor heeft mij weinig doen gevoelen; in 't minst niet aangegrepen. De koren deden hun best; beschaafde klank, juiste inval. Het orkest, buiten eenige kleine ontstemmingen, heeft zich goed uit den slag getrokken, terwijl ten slotte