De jury der Parijsche tentoonstelling
De benoeming der jury, gelast met het keuren der werken van Belgische kunstenaars, bestemd om naar de Parijsche tentoonstelling gezonden te worden, heeft aanleiding gegeven tot een zoo ergelijk misbruik van macht, als wij er op dit gebied nog geen zagen plegen.
In eene voorloopige commissie van 22 leden, die zich eigenmachtig had aangesteld, waren de Antwerpsche kunstenaars door éénen enkelen schilder, den heer Lamorinière vertegenwoordigd. Verontwaardigd over die miskenning, drukte de afdeeling van beeldende kunsten van den Cercle het gevoelen uit, dat de benoemde, bij wijze van protestatie, zijn ontslag diende te nemen. Dit gebeurde.
Dezer dagen nu werd een jury van keuring en plaatsing, bestaande uit twaalf leden, gekozen. Tot deze kiezing werden enkel de gemedailjeerde en gedecoreerde kunstenaars toegelaten. Twee lijsten waren door twee Brusselsche groepen vooruitgezet. De eerste bevatte de schilders: Portaels, Alfred Stevens, Smits, Jan Verhas, Courtens; de beeldhouwers: Paul de Vigne, Dillens, Vinçotte; de graveurs: Demannez en Danse; de bouwmeesters: Beyaert en Janlet. De tweede bestond uit de schilders: Portaels, Verlat, Robert, Verhas, Courtens; de beeldhouwers: de Vigne, Dillens en Fraikin; de bouwmeesters: Schadde en Beyaert.
Werden gekozen de schilders: Portaels, Verhas, Wauters, Courtens, Robert; de beeldhouwers: Dillens, de Vigne en Fraikin; de bouwmeesters: Bordiau en Schadde; de graveurs; Biot en Meunier.
Het is de alleenheerschappij van Brussel, op kunstgebied, uitgeroepen. In die jury zetelt een enkele Antwerpenaar en wel een bouwmeester; geen schilder, geen beeldhouwer, geen graveur, uit eenige provinciestad.
Het gebeurde bewijst, dat de leus der Brusselsche kunstenaars kan samengevat worden in de kinderspreuk: ‘Heel mijn, niets voor u.’ Kinderlijk eenvoudig is inderdaad die gedragsregel, zoo kinderlijk dat hij er onnoozel om wordt. Twee verschillende groepen kunstenaars der hoofdstad komen bijeen om een lijst van kandidaten op te maken; geen van beide denkt er aan een vakgenoot uit een andere stad eene plaats in te ruimen; eene algemeene vergadering van stemgerechtigden wordt gehouden en dezelfde uitslag verkregen. Wij kenden reeds de theorie: Brussel staat aan het hoofd der kunstbeweging; nu kennen wij er de practijk nog bij: in zake van kunst telt Brussel alleen.
De Antwerpsche kunstenaars hebben niet schaapachtig die verloochening door hunne confraters verdragen. Zij hebben protest aangeteekend in een vertoogschrift aan den gemeenteraad en aan den gouverneur der provincie. De heer Nauts, schepene van Fraaie Kunsten, heeft zich hun tolk gemaakt in de zitting van den gemeenteraad van 18 Maart, en het voornemen te kennen gegeven bij den minister van Binnenlandsche zaken, persoonlijk aan te dringen tot het bekomen van rechtsherstelling. De heeren De Winter en van Rijswijck traden zijne zienswijze krachtdadig bij. Eenparig keurde de raad het voornemen goed.
Ook baron Osy, gouverneur der provincie, zal stappen aanwenden bij den minister, om eene rechtvaardige samenstelling van den jury te bekomen.
Het ergerlijk feit zal, hopen wij, voor gunstig gevolg hebben, dat de openbare denkwijze er krachtdadig zal door wakker geschud worden, dat loochening der bestaande misbruiken onmogelijk zal worden, en dat eene andere regeling in soortgelijke omstandigheden zal ingevoerd worden.
Niet voor het bijzonder geval, dat aanleiding gaf tot deze protestatie, maar voor elk ander van gelijken aard moet eene billijke en geëvenredigde vertegenwoordiging der kunstenaars uit de verschillende steden verkregen worden.
M.R.
P.-S. De dagbladen van 25 Maart deelden mede, dat de pogingen aangewend door den heer Nauts met gunstigen uitslag werden bekroond en dat er door hem is verkregen, dat twee afgevaardigden der Antwerpsche kunstenaars bij de reeds bestaande Commissie zouden gevoegd worden. Den avond van denzelfden dag kwamen de leden der kunstafdeeling van den Cercle bijeen en benoemden tot afgevaardigden de heeren De Taeye en Lamorinière.
Uit het lied spreekt des volks ziele.
Julius Stinde.