De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 2
(1889)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–
[pagina 23]
| |
zonden stukken, en dit wel in het belang der inrichting zelve. Wij weten dat men hier met liefhebbers en niet met vakmannen te doen heeft, alhoewel er tusschen hen aangetroffen worden, die voor geen vakman moeten onderdoen. Wat er van zij, de sectie maakt deel van het Verbond, het is in hare zaal dat de tentoonstelling plaats heeft. De bezoeker is bijgevolg gerechtigd van al de tentoongestelde voorwerpen te verwachten dat zij eene kunst-, eene wetenschappelijke of allerminst eene nijverheidskundige waarde bezitten. Men kan niet vergen dat al de proeven, zoo bij voorbeeld die door den heer Ooms ingezonden, even volmaakt zijn. Maar als men nadenkt dat zijne kleine reisgezichten alle instantanés zijn, bij middel van een handapparaat, een detectief, om zoo te zeggen al loopende getrokken, en dat zij niet te min toelaten, zeer goed kennis te maken met de bijzonderste gebouwen van oud en nieuw Rome, Napels, Venetië, Pisa, Pompeï, enz., dan bewondert men daarin den goeden smaak, zoowel als de kunde van den operateur. De nevenliggende afdrukken van grootere afmeting en zijne doorschijnende platen zijn daar om te bewijzen, dat wanneer hij in voordeeliger omstandigheden werkt, hij ook volmaakte clichés bekomt. De verzameling van Jules Orval was onder alle opzichten merkwaardig; vooral zijne platineplaten zijn keurig. Het portret van den heer De Taye stelt, onder opzicht der details en de schakeering der tonen, eene belangwekkende studie naar het leven daar. Ook bij de proeven van Algrain, treft men er aan die zoo volmaakt zijn als de tegenwoordige toestand der wetenschap het toelaat. Sanders doet loffelijke pogingen om natuurkundige platen voort te brengen. Hij verlieze echter niet uit het oog, dat om voor de wetenschap dienstig te zijn, het er in de eerste plaats op aankomt, juiste, duidelijke beelden te leveren waarvan al de deelen nauwkeurig op hunne plaats staan. De afdrukken van Servais verdienen ook eene bijzondere melding, het is echter te betreuren, dat zijne vergroote portretten al te veel bijgewerkt werden, er is haast zooveel teekening als lichtdruk in. De beelden van Aghte zagen wij liever min twijfelachtig en grijs, de laatste toets schijnt er aan te ontbreken. Verder zag men nog platen van de heeren Pauwels, Luyckx, Schoeffer, Heumann, Franck, Goubeau, Dupais, Van Renterghem, De Meyer, Wouwermans, Van Neck, Renard, en gezichten van ongenoemde streken, door eenen onbekende; voorwaar een zonderling gedacht in zulke voorwaarden met iets uit te pakken. Men vraagt zich af wie daar belang in stellen kan. De tentoonstelling der Association belge de photographie, weinige dagen nadien geopend, en die in een volgend nummer zal besproken worden, leverde het bewijs, dat het bestuur uit het Kunstverbond zich voor sommige leden, ook lid der Association niet streng genoeg toonde. P.B. |
|