natuurkundige en maatschappelijke wetenschappen; rangschikt de wetten der afzonderlijke vakken, en ordent ze tot een stelselmatig geheel. Hoe men ook over de wijsbegeerte van Spencer moge oordeelen, wij gelooven toch niet dat iemand haar den lof zal onthouden, dat zij is eene stoute poging om alles wat de mensch op het einde der XIXe eeuw weet, in éene synthesis samen te vatten, die eerbied wekken moet, zoowel door de grootschheid harer afmetingen als door de voortreffelijke schikking harer deelen.
Ook de geschiedenis der beeldende en andere kunsten moest haar aandeel bijbrengen tot het oprichten van Spencer's ontwikkelingsstelsel. Wij hebben gedacht, dat het voor onze lezers niet van belang zou ontbloot zijn, te vernemen wat Spencer over de evolutie der fraaie kunsten denkt. Wij meenden toch te mogen veronderstellen, dat het meerendeel dergenen, die zich op de beoefening der kunsten toeleggen ofwel hare geschiedenis bestudeeren, geenen tijd noch gelegenheid hebbende om werken van zuivere bespiegeling te lezen, geene kennis dragen van Spencer's geschriften, terwijl het hun toch, van een anderen kant, niet onverschillig kan zijn te hooren, wat een zoo machtig denker als deze geleerde Engelschman ongetwijfeld is, over de ontwikkeling der verschillende kunstvakken heeft geschreven.
Wij beoogen hiermede geen critisch doel: het is ons alleen te doen om Spencer's meeningen over dit onderwerp zoo volledig, zoo duidelijk en zoo beknopt mogelijk te doen kennen. Wij zullen daarom ook, zooveel het ons doenlijk voorkomt, des schrijvers eigen woorden bezigen, ontleend aan zijn beroemd werk The first principles.
Niemand heeft, voor zooveel ons bekend is, vóor Spencer zoo nauwkeurig getracht te bepalen wat de vooruitgang eigenlijk is en waarin de ontwikkeling bestaat, die men op elk gebied van menschelijk werken en streven waarneemt.
In de eerste plaats, stelt hij in het licht, dat de ontwikkeling een overgang is van het onsamenhangende tot het samenhangende, eene groepeering, waarbij de vroeger losse deelen samen- en aan elkander ondergeschikt worden, zoodanig dat er eenheid ontstaat in de afwisseling, dat er verband wordt gebracht tusschen de deelen van een min of meer vormeloos geheel.
Ziehier hoe hij deze stelling staaft, voorwal schilderkunst, muziek en poëzie betreft:
Welk eene tegenstelling tusschen de muurversieringen der Egyptenaren en der Assyriërs en onze historieschilderingen! Een duidelijk bewijs van den grooten vooruitgang in de eenheid van samenstelling, in de onderschikking der gedeelten aan het geheel. Wel is waar, zijn er onder die oude fresco's, welke uit schilderingen bestaan, die van elkander eenigszins afhangen. De verschillige figuren eener groep vertoonen slechts zeer gebrekkig door hunne houdingen, en geenszins door hunne uitdrukking, hunne onderlinge betrekkingen: men zou de groepen kunnen scheiden, zonder iets te veranderen aan den zin der schilderij; het ware middelpunt, het voorwerp van de belangstelling, die al de deelen aan elkander verbindt, is somwijlen zelfs nauwelijks zichtbaar. Men vindt hetzelfde karakter terug in de tapijtwerken der middeleeuwen. Indien het onderwerp een jachttooneel is, zijn de menschen, de dieren, de paarden, de honden, de wilde beesten, de vogelen, de boomen, de bloemen ordeloos verspreid: de levende wezens houden zich op verschillende wijzen onledig, en schijnen er niet aan te denken, dat er andere zijn nevens hen. In de schilderingen der latere tijden, hoewel vele zeer gebrekkig zijn, bestaat er altijd eene min of meer duidelijke onderschikking der deelen, eene samenschikking der houdingen, der uitdrukkingen, van het licht en de kleuren, zoodat de schilderij een organisch geheel uitmaakt; en de gelukkige wijze, waarop de schilder uit de verschillende bestanddeelen, die hij gebruikt, eene eenheid van uitwerking weet te doen ontstaan, is het hoogste bewijs zijner verdienste.
In de muziek geschiedt de vooruitgang in de samenschikking op een grooter aantal wijzen. De eenvoudige kadans (zinsnede), uit een klein aantal noten bestaande, en steeds, als in het gezang der wilden, onveranderd herhaald, wordt, bij de beschaafde rassen, eene lange reeks toonkundige volzinnen, verbonden tot een geheel; de samenschikking is zoo volmaakt, dat men de melodie niet in het midden onderbreken, noch de laatste noot weglaten kan, zonder het onaangenaam gevoel van iets onvoltooids te verwekken. Voegt men bij de melodie eene bas-, eene tenor-, eene altpartij; voegt men bij de harmonie der verschillende stemmen eene begeleiding, dan ontstaat er eene samenschikking van hoogere orde. Nog een graad hooger, en de soli, de stukken van samenzang, de koren en het orkest worden met elkander verbonden en brengen het grootsche geheel eener opera voort; men vergete niet, dat de kunstvolmaaktheid eener opera vooral bestaat in de onderschikking der afzonderlijke indrukken aan den gezamenlijken indruk.
De letterkunde, met hare dramatische en verhalende werken, biedt ook van haren kant het voorbeeld eener gelijksoortige samenschikking aan. De vertellingen van overoude tijden, als die waarmede de vertellers in het Oosten nog dagelijks hunne toehoorders vermaken, bestaan uit opeenvolgende gebeurtenissen, welke niet alleen niet natuurlijk zijn, maar die zelfs geen natuurlijk verband bezitten onder elkander: het zijn eenvoudig avonturen, bij elkaar gezameld in eene orde, die geen karakter van noodzakelijkheid draagt. Maar heden zijn de gebeurtenissen, in de goede werken van verbeelding, de ware voortbrengselen der karakters, handelende in gegeven omstandigheden, en men kan de rangschikking of den aard derzelve niet wijzigen, zonder den algemeenen indruk te schenden of te vernietigen. Bovendien, in de verzinsels der overoude tijden, speelden de personages hunne rol, zonder te laten