De Vlaamsche School. Jaargang 33
(1887)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 188]
| |
Vondelsfeesten te Antwerpen.Ga naar voetnoot(1)Het derde eeuwgetij van Vondels geboorte zou te Keulen, waar de groote dichter het levenslicht zag, plechtig worden gevierd, alsook te Amsterdam, waar de geniale man zijn leven heeft doorgebracht. Die mare had den Antwerpenaren herinnerd, dat ook zij den prins van Neerlands zangberg moesten gedenken. Immers, Vondel was wel in den vreemde, maar toch uit Antwerpsche ouders geboren. Evenals vroeger ter verheerlijking van den nog altijd betreurden Conscience, staakten de flaminganten wederom hunnen ellendigen clerico-liberalen twist en sloegen broederlijk de handen ineen, tot het vieren der gedachtenis van den grooten dichter, die, trots den tijd, op het lettergebied, nog steeds de kroon spant. Op den vooravond van het feest, Zaterdag 17 September, hield het taalminnend studentengenootschap De Vlaamsche Kring, in de bovenzaal van het Hotel des mille Colonnes, eene plechtige zitting, waarbij studenten van Antwerpen, Brussel, Gent en Leuven in groot getal aanwezig waren. Nadat er alleenspraken uit Gysbrecht van Amstel, Palamedes enz. door eenige hunner waren voorgedragen, hield de heer G. Segers eene puike voordracht over Vondel en zijne werken, welke ieders goedkeuring mocht verwerven. Daags nadien, ten 11 1/2 ure, werden de leden der inrichtingscommissie ten stadhuize door de gemeentelijke overheid ontvangen. De heer P. Genard, een der voorzitters van het feestcomiteit, dankte den gemeenteraad, voor de verleende ondersteuning, om Vondel waardig te gedenken. Hij bracht in herinnering dat diens bloedverwant, Hans Van den Vondel, provoost van Antwerpen was geweest en in 1583, tijdens de Fransche furie, ter verdediging der stad sneuvelde. Verder wees hij op de vriendschap die Vondel aan Rubens toedroeg. De heer schepen J. Nauts antwoordde in 't Vlaamsch. Wij laten hier zijne redevoering volgen: ‘Mijnheeren, Het stadsbestuur ontvangt met een waar genoegen uwe vaderlandslievende commissie, die zich met de edele taak heeft gelast, hulde te bewijzen aan de nagedachtenis van den grootsten der Nederlandsche dichters. Van Antwerpsche ouders voortgesproten, zou, volgens de hedendaagsche wetten, Joost Van den Vondel, ofschoon op vreemden bodem geboren, een volmaakte Belg, en naar allen schijn, een verkleefd Antwerpenaar zijn. Heeft tot onze spijt, onze stad een deel harer rechten op zijne geboorte verloren, dan moet men zulks alleen aan de droeve gebeurtenissen der xvie eeuw toeschrijven; en moeten wij aan onze noorderbroeders de eer afstaan, 's dichters talent te hebben zien groeien en bloeien, zooals gij het zeer wel in uwen oproep aan onze bevolking hebt gezegd, de geniale dichter bleef immer de stad zijns oorsprongs getrouw. Met geestdrift huldigde hij haar in zijne onsterfelijke gedichten en hij bezong met meer dan broederlijke genegenheid, de meesterwerken onzer groote kunstenaars. Daarenboven, zijne taal, zijne uitdrukkingen waren en bleven echt Vlaamsch; de glans over zijne onovertroffen tafereelen verspreid, getuigt dat hij een leerling was dier heerlijke coloristenschool, waaraan wij, in een ander vak, Rubens, Jordaens, Van Dijck, Teniers hebben te vereeren. Onze bevolking is gekend door den eeredienst, dien zij immer aan hare groote mannen heeft toegewijd; zij juicht dus van harte de pogingen toe, die voor doel hebben eenen onzer uitmuntende landgenooten naar waarde te doen schatten. Doch wij houden er aan te getuigen, dat Vondels aandenken ten onzent immer in eere werd gehouden. Zijn borstbeeld, door een ervaren kunstenaar uitgevoerd, prijkt tegelijkertijd op de gevels onzer twee stadsschouwburgen; zijn naam werd aan eene onzer voorname straten gegeven en zijne meesterwerken worden in onze openbare leergestichten naar eisch gewaardeerd. Het derde eeuwgetijde zijner geboorte schenkt thans den gemeenteraad de gepaste gelegenheid, om met 's dizhters afbeeldsel, door den begaafden R. Fabri gebeiteld, eene reeks kunststukken te openen, die, wij hopen het, eens de wandelzaal van onzen Nederlandschen schouwburg zullen versieren. Wanneer aldaar de portretten van Willem van Haecht, Willem van Nieuwelaudt, Willem Ogier, Jan Frans Willems en talrijke anderen zullen prijken, dan zal men op eene aanschouwelijke wijze met fierheid kunnen bestadigen, wat Antwerpen in het belang van het vaderlandsch tooneel heeft gedaan. Mijnheeren, met eene ware voldoening stellen wij u Vondels borstbeeld ter hand; geen twijfel, of het zal op het glansrijke feest van morgen avond, door uwe zorgen, op eene waardige wijze worden onthuld.’ Vervolgens en ondanks een hevigen plasregen, trok een onmetelijke stoet, waaraan ontelbare maatschappijen deelnamen, naar het Nijverheidspaleis, waar de heer Fr. Gittens, voor hel tusschen planten en bloemen prijkende borstbeeld van Vondel, eene korte, doch welgepaste redevoering uitsprak. Op Maandag avond, 19 September, had in den Nederlandschen schouwburg, eene galavertooning van Vondels Leeuwendalers plaats. De ruime zaal was kroppens vol volk. Onder de aanwezigen bemerkte men de heeren de Moreau, minister van openbare werken, du Bois, gouverneur der provincie Antwerpen, leden van senaat en kamer, het schepencollege, de generaals Henrard, Brassine, enz. De opvoering der Leeuwendalers mocht wezenlijk voortreffelijk heeten. Vondels landspel, alhoewel ruim twee eeuwen oud, is nog altijd frisch en boeiend; ook wekte het ieders bewondering. Het muzikaal gedeelte van den feestavond vond evenzeer veel bijval. Er werden stukken uitgevoerd van Wambach, Blockx, Callaerts en Keurvels. Ten slotte, werd een gedicht van P. De Mont, door H. Van Kuyck voorgedragen. Dinsdag avond werd de Vondelvereering in het Nijverheidspaleis voortgezet met een prachtig concert, in de groote zaal. De heer Segers sprak nogmaals over den genialen dichter en dankte allen, die tot het welgelukken der feestelijkheden hadden meegewerkt. De heer C.J. Hansen maalde Vondels leven in verzen, en een prachtig vuurwerk in den uitgestrekten hof, besloot het feest. |
|