De Vlaamsche School. Jaargang 33
(1887)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 175]
| |
Tentoonstelling Jan van BeersJan van Beers stelde dezer dagen, in de zaal Verlat, te Antwerpen, eene verzameling van 65 schilderijen, benevens 300 landschapstudiën ten toon. Deze laatste, meestal indrukken, verraden bij den kunstenaar een innig gevoel van de schoone zijde der natuur. Zij bewijzen, zooals overigens al zijne voortbrengselen, dat hij weet op meesterlijke wijze te interpreteeren, te kiezen, en het bevallige, streelende, aangename zijner onderwerpen te doen uitkomen. Die begaafdheid, want het is meer een uitwerksel van zijne natuur dan het gevolg zijner opvoeding of van zijne studiën, die begaafdheid gaf aanleiding tot meer dan eene verkeerde beoordeeling. Eene andere zijner hoedanigheden, namelijk zijne spitsvondige vertolking van het bespottelijke, en zijn sarcastieke geest, verwekten meermaals onverdiende hekeling en afkeuring. Inderdaad, welk ook het behandelde onderwerp was, en op welke wijze ook hij het voordroeg, was het dan niet immer met buitengewoon talent, met ongemeene vakkennis en wonderbare behendigheid, soms met onnavolgbare fijnheid? En, zoo ja, kunnen zijne besproken gewrochten, onder dit opzicht, dan niet wedijveren met de stukken van eenen helschen Breugel, eenzijds, eenen Memling, anderzijds, rekening houdende althans van de tijdsomstandigheden en den heerschenden geest? En, al waren zijne caricaturen dan overdreven, en zekere zijner vrouwebeeldjens dan al wat te... uitgelaten, is zulks eene reden om zijn werk, in zijn geheel, af te breken? Edoch, in den grond, bestaat er onder plastisch oogpunt geen verschil tusschen het beeld eener heilige in verrukking, en het conterfeitsel eener lachende cocotte. Heeft een duivel onder de gedaante van eenen kikvorsch met vledermuisvlerken grootere kunstwaarde dan een hansworst of een gommeux? In de tegenwoordige verzameling, zooals trouwens in al de verzamelingen van Jan van Beers, treft men toch stukken in voldoende getal aan, om den ernstigen kant van zijn talent te kunnen waardeeren. Vestigen wij hier slechts de aandacht op zijne Sirene, Jack Horner, de Terugkomst van den paardenkoers, een Drinker, Heimwee, eene Amazone, enz., het portret van meester Peter Benoit, dit van den beeldhouwer Van der Straete. Geven dergelijke gewrochten hem het recht niet, ook eens de wegen der zoogezegde groote kunst te verlaten en de kronkelpaden zijner phantasie te bewandelen, na een Artevelde, een Fiat Luxe, eene Begrafenis van Karel den Goede, eene Tooverheks, een Jacob van Maerlant, een Keizer Karel, en verscheidene andere stukken in het vak der groote kunst geleverd te hebben? Waarom zou hij niet uit eene andere wereld behaaglijke onderwerpen putten, en schilderijen maken, bestemd om in kleine liefhebberskabinetten of salons te prijken? Moeten de kleinere, de grootere dan doen vergeten? De critiek, die hem zulks verwijt, heeft er grootendeels zelf de meeste schuld aan. Zooals wij zegden, leverde van Beers eens geschiedkundige tafereelen. Daarover werd hij gehekeld en beknibbeld, omdat hij zijne tafereelen naar zijne persoonlijke opvatting samenstelde, en onder zekere opzichten afweek van de wetten der aloude overlevering; want onder het opzicht van de uitvoering en het archaïek kon men er weinig op afdingen. Deed de vervolging eener nijdige critiek vertwijfeling in zijn gemoed ontstaan, of trokken zijne persoonlijke, neigingen hem naar een ander genre, althans hij liet de geschiedkundige schildering, om hedendaagsche tooneelen voor te stellen. Nog heviger werden toen de aanvallen, waaraan hij blootgesteld was. Men verweet hem, geen kunstenaar, maar een fabrikant van gekleurde photographiën te zijn. De wrevel, door die aanvallen bij het publiek teweeggebracht, was zoo kwaadwillig, zoo nijdig, dat hij aanleiding gaf tot het afkrabben van het bijzonderste gedeelte eener belangrijke schilderijGa naar voetnoot(1). En, nu van Beers, alhoewel in den vreemde vertoevende, nog steeds een Vlaamsch palet in de hand houdt, maar soms tooneelen schildert uit de Parijsche wereld, welke de liefhebbers elkander gretig betwisten, verwijt men hem, zijn vaderland verlaten te hebben, waar hij zoo weinig aanmoediging genoot. Van al die omstandigheden moet rekening gehouden worden, om onpartijdig over van Beers te kunnen oordeelen, want zij hebben niet zonder invloed kunnen blijven op zijn karakter en op zijne kunst. Al de doeken van Jan van Beers zijn stellig geene meesterstukken, maar van hetgeen hij tot nu toe schilderde zal zeker genoeg overblijven, om hem op den eersten rang te stellen in de Vlaamsche schilderschool. En, zijn laatste woord heeft hij nog niet gezegd.
Jan van Beers heeft het door hem geschilderde portret van meester Peter Benoit, dat in deze tentoonstelling prijkte, aan de stad Antwerpen ten geschenke gegeven voor het hedendaagsch museum, hetwelk daarmede eene dubbel belangrijke aanwinst doet, en van de zijde der kunst, en van die der geschiedenis. Het Italiaansch gouvernement gelastte dezer dagen Jan van Beers zijn eigen portret te schilderen voor de galerij Pitti, de zaal der portretten, te Florence, eene der beroemdste verzamelingen der wereld. |
|