De Vlaamsche School. Jaargang 33
(1887)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBasiliek van het H. Hart, te Berchem.Onze lezers kennen de basiliek van het H. Hart, te Berchem, bij Antwerpen, in eenen onzer vorige jaargangen, meest onder bouwkundig oogpunt besproken. Eene plaatsnede, gemaakt naar het eerste ontwerp des gebouws, vergezelde het opstelGa naar voetnoot(1). Eenigszins gewijzigd is het lieve tempeltje, zooals het wezenlijk voltrokken werd onder de leiding der bouwmeesters J. Bilmeyer en J. Van Riel. Vestigen wij er andermaal de aandacht op, het is voornamelijk om wille der schilderingen en andere kunstsieraden, die de bedeplaats opluisteren. Niets willekeurigs is er in de hier aangebrachte versieringen; iedere penseeltrek, ieder stuk vertolkt eene gedachte; alles spreekt, ten minste voor hem die ietwat is ingewijd in de zinnebeeldige spraak, van in de catacomben door de Kerk op de wanden harer tempels uitgedrukt. Op bloemvazen, op gewaden, in beeldwerkvindt men herhaaldelijk het Alpha en Omega met de Grieksche beginletters X P van Christus' naam; elders de duif met den olijftak; in de Lieve-Vrouwekapel, den visch, eene mand met brooden dragend, door de zee uitgeworpen. De visch is mede van de oudste zinnebeelden van den Verlosser der wereld, naar aanleiding van het Grieksche woord, waarvan iedere letter de beginletter daarstelt van zoovele woorden, de tweevoudige natuur en de hoofdhoedanigheden des Zaligmakers uitdrukkend. De broodenmand beteekende het H. altaarsacrament; de zee, Maria, die Maagd blijvend het leven schonk aan 't menschgeworden Woord. De fries, langsheen de wanden van den beuk en tot achter het altaar doorloopend, vertoont eenen stoet van heilige mannen en vrouwen, die, allen in dezelfde richting hunne stappen wendend, den toeschouwer schijnen te noodigen om mede oog en hart naar het hoofddoel te richten, het altaar, | |
[pagina 117]
| |
waar zij hunne kronen en zegepalmen het Lam Gods ten offer dragen. Rijkgebladerde en met vruchten - levensvruchten - beladene palmboomen, scheiden de personen van elkander. Zeven engelen, de handen ter aanbidding verheffend, in wit pallium en blanke tuniek met gouden banden, als nader bij den troon van den Allerhoogste, vervangen in de fries rond het altaar, de plaats der heiligen. Beneden de fries ziet men op het donkergroene behangsel, duiven aan kelken drinkend, en daaronder vloeien blauwe golven, den stroom des levens, of de wateren der genade verbeeldend. Dezelfde beteekenis bespeurt men in de bevloering van mozaïek; daar heeft men de vier stroomen van het aardsch paradijs, die, met visschen bevolkt, hunnen oorsprong nemen aan de vier hoeken van het altaar. De beelden der fries werden uitgevoerd door den heer Jan Anthony, de sieraadschildering door den heer Baetens. Geschilderde glasramen met sprekende figuren voltooien de versiering der kornis. Het middenvenster is aan het mysterie der H. Drievuldigheid voorbewaard: God de Vader troont in het bovenste gedeelte, daaronder de H. Geest, lagerde menschgeworden Zoon, zijn H. Hart vertoonend. In de bovenvakken der zijvensters, waarin de H. Maagd en de apostel Joannes de hoofdfiguren zijn, ontwaart men engelen, werktuigen van des Heeren lijden dragend. Al te uitgebreid werd ons artikel, indien wij het rijk en prachtig altaar in al zijne bijzonderheden wilden beschrijven, en hetzelfde zij gezegd van de eigenaardige en niet min kostbare remonstrantie, waar vier gevleugelde herten tot steun verstrekken aan eenen palmboom, waarboven de H. Maagd is afgebeeld, in de biddende houding door de oudste gedenkstukken der christene kunst haar gegeven; stralen en serafijnen, schitterend van edelgesteent, omringen de H. Hostie. Hel blinkende serafijnen zijn eveneens afgebeeld op de acht platen der bronzen en met brandschilderingen rijk versierde kroon, die uit het ciborium nederdaalt. Is heel de versiering der basiliek doelmatig te noemen, | |
[pagina 118]
| |
zij mag evenzoo oprecht koninklijk heeten. Gelijk het een
koninklijk huis past, heeft zij ook haar wapen, hier en daar bij de opluistering benuttigd; onafscheidbaar is het van het edele schild van mgr. Van den Berghe, wiens noeste vlijt het tempeltje verwekte en aan wiens verlichte kunstliefde wij eenmaal te meer hulde brengen. |
|