Maart-tentoonstelling
In het Verbond voor Kunsten, Letteren en Wetenschappen, te Antwerpen.
Deze tentoonstelling, die van 20 tot 27 Maart was geopend, bevatte ettelijke verdienstelijke schilderijen, onder andere van L. Bullerkotten, De beek, E. Claus, Zorgeloos en een gezicht op de Leie, in October, met welken laatsten naam het stuk is gedoopt, A. De Braekeleer, Boerenbinnenhuis, L. Derickx, een aantrekkelijk landschap, de Wilgendreef, F. Hanno, Seringen en een goed vruchtstuk, E. Joors, Boerderij, R. Montgomery, twee krachtige zeestukken, J. Nauwens, In de keuken, een voortreffelijk stuk, puik van teekening, warm van toon, smaakvol samengesteld en met zorg geschilderd, Ed. Portielje, een allerliefst meisjeskopje, Kaatje geheeten, E. Quitton, meesterlijk afgemaalde doode vogelen, J. Van Luppen, de Schelde te Baasrode en de Maas in de nabijheid van Hoei, beide zeer welgeslaagde tafereelen. Van E. Boks was een geestig en flink behandeld stuk ingezonden: Terwijl het volk uit is, zoo luidt de titel, en men ziet in eene kamer van een voornaam huis, het dienstboden-personeel, vermeerderd met een paar meidenvrijers, waarvan een in soldatenkleeren, zich te goed doen aan spijs en drank, fijne sigaren enz. De figuren vormen een goed verzameld geheel, maar hunne gelaatstrekken en handen laten te wenschen over. Voor het overige is de schildering wel verzorgd. In E. Wolters' Terugkomst van vischsloepen te Oostende en Afwachting, ofschoon de samenstellingen over het geheel, verdienen geprezen, kwamen water en lucht ons niet doorschijnend genoeg voor. Aan Th. Verstraete's Zomeravond en Januari in 't Peersbosch mag onbehagelijkheid en droogheid worden te laste gelegd. F. Van Kuycks Herfstgezicht mist kracht van toon en kleur, wat de schildering papierachtig doet
schijnen. F. Simons' Landschap was ongenoegzaam afgewerkt en in den Brief van Zanna lost de briefdrager niet genoeg uit, voor een figuur in de opene lucht. J. Janssens' Regenachtig weder en Rivierkant doen zich aangenaam voor, maar de voorstellingen missen waarheid. De Antwerpsche herberg in den tijd van Maria-Theresia, door E. Godding, geeft een belangwekkend binnenhuis, waarin vooral een tweetal figuren goed getroffen mogen worden genoemd. A. Fock, een welgelukt portret van den heer G.H. Mertens. A. De Keysers Palingbrug te Antwerpen scheen ons eenigszins vlok geschilderd. Van K. Felu, den schilder zonder armen, waren een Waterval en eene Antwerpsche melkboerin ingezonden, die loffelijk mogen worden vermeld. In A. Serrure's schilderij laat de ronding der vrouwefiguur te wenschen. A. Boudry's Oud gediende kwam ons wat kort voor, maar is voor het overige goed voorgesteld. Castel-Ebert, een middelmatig gezicht op Wight en eene vrouweschets. E. Farasijn, 's Morgens aan den bornput en Vermoeid, verdienstelijk samengesteld, doch niet geschilderd naar den eisch der gezonde kunstopvatting. H. Seghers, twee fraaie waterverfschilderingen. F. Lauwers, zijn op koper gegraveerd portret van H. Schaefels naar E. Joors. L. Dupuis, een goed portret in aardewerk. Van D. Duwaerts, een aardewerk beeldje en van A. Van Beurden, een dergelijke Visschersknaap.