De Vlaamsche School. Jaargang 33
(1887)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdJubelfeest van den Nederduitschen Bond, te Antwerpen.‘In den namiddag van Zondag 10 Maart 1861, had er te Antwerpen, in het Hofken Meir, een vriendenmaal plaats, waartoe al de letterkundige en overtuigde Vlamingen van verschillende denkwijze waren uitgenoodigd; ongeveer tachtig personen hadden den oproep beantwoord. De heer H. Langlois, die toevallig aan het hoofd der tafel zat, werd, toen men aan het nagerecht gekomen was, tot voorzitter uitgeroepen en, onder het drinken van een glas wijn, was er welhaast geen gebrek aan redevoeringen. Aug. Snieders dronk aan het Neerlandisme en de verbroedering; L. Gerrits aan de Nederlanden; Jan Van Ryswyck aan het toen onlangs verschenen grievenverslag, enz. Zekere heer Bartels, die verklaarde het Vlaamsch niet voldoende machtig te zijn, verkreeg, na eenig geharrewar, de toelating, in het Fransch te spreken. Hij drong op het stichten eener uitgebreide vereeniging aan; dit denkbeeld werd door F. Heuts, L. Vleeschouwer en L. Gerrits ontwikkeld en gaf ten slotte aanleiding tot het stichten van de Nederduitsche Bond, eene staatkundige maatschappij, welke haren leden volle gewetensvrijheid liet. Het mag stellig een zonderling contrast heeten, dat juist een Franschsprekend persoon het gedacht der inrichting opvatten deed!’ Bovenstaande, door ons reeds elders meegedeelde herinneringGa naar voetnoot(1), komt hier niet ten onpas, dewijl zij den oorsprong van de Nederduitsche Bond kennen doet. Op Dinsdag, 24 Mei jongstleden, herdacht die maatschappij, met een groot zang- en toonkundig avondfeest, dat in het winterlokaal van de Koninklijke Harmonie gegeven werd, haar 25jarig bestaan. Tusschen het opgekomen publiek, dat op ongeveer 4000 personen mag worden geschat, bemerkten wij den heer K. du Bois, gouverneur der provincie Antwerpen, senatoren, volksvertegenwoordigers, provinciale raadsleden, schilders, beeldhouwers, toonzetters, letterkundigen enz. De feestuitvoerders, zangeressen, zangers en muzikanten, waren ruim 800 in getal, en onder deze noemen wij in eerste plaats de solisten: mev. De Give-Ledelier, mej. De Saegher en den heer H. Fontaine. De uitgestrekte zaal leverde inderdaad een prachtigen aanblik op; aller gemoederen waren geestdriftig gestemd en schenen vol dynamiet, ontploffens gereed. De bevallige zangeres, mej. De Saegher, was de eerste die de lont aan het kruit stak, met een lied van H. Waelput, Jeugd en Liefde, hetwelk zij, met hare nachtegaalsstem, zoo overheerlijk zong, dat men het eene tweede maal hooren wilde. Dergelijke eer viel insgelijks te beurt aan mev. De Give, welke P. Benoits liederen, Mijn hart is vol verlangen en Twee kerelen, zeer gemoedelijk voordroeg, alsmede aan den heer Fontaine, die met Vlaanderland, een lied van J. Blockx, veel bijval verwierf. Wij verklaren niet te begrijpen, waarom men de namen van de dichters dier liederen niet op het programma had vermeld. Er moet eere worden gegeven aan wien eere toekomt. In de tusschenpoos trad de heer J. Peeters-Verellen, lid der bestendige deputatie en ondervoorzitter van den Bond, als spreker op en zette, in eene kernachtige redevoering, de werking van die maatschappij uiteen; wat zij reeds verkregen heeft en nog hoopt te zullen bekomen. Hij drong er vooral bij de moeders krachtig op aan, dat zij haren kinderen eene echt Vlaamsche opvoeding geven zouden. Hopen wij, dat zijn overtuigend woord ingang moge vinden bij zekere dames, die in onze nabijheid zaten, en welke, ofschoon met Vlamingen gehuwd, in haren huiskring en op de wandeling met hare dochters en zonen gedurig Fransch praten. | |
[pagina 105]
| |
Recht door zee gaat het schip best vooruit! Men moet, bij elke omstandigheid, durven toonen wat men wezenlijk is; mannen en vrouwen van één stuk, anders wordt het doel nooit bereikt. Het tweede deel van het feestprogramma was het voornaamste. Willem Van Ryswyck, Thz., had voor de gelegenheid eene jubel-cantate, de Taalstrijd, vervaardigd, aan welker toonzetting de heer A. Berghs zijne beste krachten heeft beproefd. Wel is die muzikale samenstelling - waarom zouden wij het bewimpelen? - geen meesterstuk; doch benevens de vele zwakke gedeelten, hebben wij er hoogst welgelukte, zelfs uitmuntende partijen in opgemerkt, als daar zijn de solos: Vlaamsche deernen en Waarom dreunt het lied (H. Fontaine); Mannen, het onweer loeit en Stam en volk herleeft (mej. De Saegher); Rijst op en vliegt ten strijd (mev. De Give), de tweezang tusschen den goeden en den boozen geest, het koor Antwerpen en het Bondslied, welk laatste reeds afzonderlijk gedrukt en te koop is gesteld. De heer A. Berghs is een jong met talent begaafd toonzetter, die, mits hij moedig voortwerke, eene schoone toekomst tegemoet gaat. Nu reeds heeft hij ons, niet alleen met zijne cantate, maar ook met zijnen Feestoptocht en de Spaansche Gavotte, bewezen wat hij kan en wat wij in rechte zijn van hem te mogen verwachten. Aanmoedigende bijval heeft hem, in de harmoniezaal, zeker niet ontbroken. Het declamatorium, of voor te dragen dichtregelen der cantate, was toevertrouwd aan Jos. Janssens, een veelbelovend jongeling, die zich met eere van zijne taak heeft gekweten, en aan H. Kennes, wiens talent in dit vak genoeg gekend is; wilde hij voortaan wat minder op de rijmwoorden drukken, dit zou hem in alle geval niet schaden. De Nederduitsche Bond heeft, met dit echt Nederduitsch feest, veel en welverdienden lof ingeoogst; stellig, een merkelijk deel van die eer behoort aan de inrichtingscommissie, die zich, met een prijsbaren ijver, van hare alleszins moeilijke taak heeft gekweten. J. Staes. |
|