De Vlaamsche School. Jaargang 33(1887)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Ex Tempore. Voor het album van den heer Nolet de Brauwere van Steeland. Wel zoo, Nolet, gij vraagt aan mij, Dat 'k iets zou voor uw album dichten! Ziedaar een taak, geloof me vrij, Die ik onmidd'lijk wil verrichten. Maar in wat maat verlangt ge 't, vriend? In trippelvers of hexameter? Spreek op, ge wordt alras bediend; 't Alexandrijn waar wis nog beter. Verkiest ge soms geen jambisch lied? Een maat tot elks gerief verzonnen.... Dan stoort men zich om 't rijmwoord niet; Dat is alreeds zooveel gewonnen. 'k Win, als ik zoo iets samen lijm, Geen doctoraat, honoris causa; Gewoonlijk is zoo'n rijmloos rijm, In stijve maat, maar slechte proza. 'k Ontliep sinds lang der dichtren baan, Want 'k plukte er toch geene eerlaurieren; Ik zond de muzen naar de maan, En liet ze daar wat gaan spazieren. Toch mocht ik, beste vriend Nolet, Voor u niet achterwege blijven; Dit blaadje is dus niet onbezet, Al wist ik waarlijk niet wat schrijven. Verschoon mijn alledaagsch gepraat, Het zij mij niet te streng verweten; Want is 't slechts onzin wat er staat, Dit is 't geval met veel poëten. J. Staes. 6-8-84. Vorige Volgende