Aardbeziën.
De eerste aardbeziën van het seizoen beginnen zich in onze fruitwinkels te vertoonen, netjes verpakt in withouten kistjes of bakjes, aangevoerd uit Italië en Zuid-Frankrijk. Uit den aard der zaak, zijn deze voorloopers tamelijk duur. Zij zullen dit blijven tot aan de verschijning der Hollandsche aardbeziën, welke ons binnen eenige weken uit Noord-Brabant zullen toekomen, in van week tot week aangroeiende hoeveelheid, en zulks een paar maanden lang. De Noord-Brabantsche buitenlieden, die, in het seizoen, dagelijks bij dozijnen in de stad Antwerpen aardbeziën rondventen, onder het geroep van Aardbezie, koop!, laten zich die aanvankelijk vrij duur betalen: 2 frank en meer per liter. Allengs evenwel daalt deze prijs bij zooverre, dat in het volle van den pluk, de Noord-Brabantsche aardbeziën te Antwerpen nauwelijks een hal ven frank per liter gelden. Deze aardbeziën, meest in het wild gegroeid, voeren den wetenschappelijken naam fragaria vesca; zij zijn doorgaans van een kleiner slag dan de aardbeziën die onder de wetenschappelijke benaming fragaria elatior gekend zijn. Beide soorten, die welig groeien op beschaduwde plaatsen, bij heggen enz., geven geurige en smakelijke vruchten.
Kempische aardbezie.
Chanzij-aardbezie.
Onze plaatsneden vertoonen twee aardbeziën van veredelde soort, die in de provincie Antwerpen uitmuntend groeien: de Chanzij-aardbezie en de Kempische. Zooals men kan nagaan, laten zij niets te wenschen over, wat de ontwikkeling betreft; wij kunnen er bijvoegen, dat zij zoo smakelijk als groot zijn.
De aardbeziën hebben een vezelachtigen wortel, waaruit, benevens bladeren, dunne roode ranken voortkomen, die, op den grond liggende, daarin wortel schieten en nieuwe planten doen ontstaan. De bladeren groeien als de klaver drie bijeen, doch veel grooter en ieder blad zit op zijn eigen steeltje. Tusschen de bladstengels, rijzen stelen op, waaruit ettelijke witte vijfbladige bloempjes spruiten, die in 't midden geel zijn; nadat deze bloemen afgevallen zijn, vertoonen zich de vruchten, aanvankelijk groen, doch naarmate zij zich ontwikkelen en rijpen, worden zij rood of wit. Buitenop, dragen zij zaad van zeer kleine afmeting. Aardbezieplanten zijn taaie gewassen, die ongehinderd de felste winters doorleven in den kouden grond. Zij bloeien in Mei en Juni. Voor de tuin-aardbezie, wordt door deskundigen verplanting aanbevolen, om de twee of drie jaren, ter vermeerdering van de vruchtbaarheid.
In zijn Kruidboek, dat in 1714 voor de tweede maal werd gedrukt te Amsterdam, schrijft Steph. Blankaart het volgende over de aardbeziën:
‘Dese vrugten werden als aangename nagerigten opgedist, het sy dat men die met wyn en suiker eet, ofte alleen met suiker tot een boteram. De wilde plukt men gemeenlyk met hare steeltjes en werden een voor een, in de suiker gedoopt synde, gegeten. Sommige smyten de tamme wel onder room, en eten die met lepels.’