Olifantentrouw.
In aansluiting bij de verhandeling over den olifant, die op blz. 141 van onzen jaargang 1886 voorkomt, ruimen wij hier een plaatsje in aan het volgende verhaal uit de oude geschiedenis der Maratten, een nu aan Engeland onderworpen volk in Voor-Indië. De vorst (Peishwa) der Maratten, in een oorlog gewikkeld, ging een grooten veldslag leveren. Een groote olifant droeg den koninklijken standaard, het hereenigingspunt van het Poona-leger, op zijnen rug, en in het begin van den strijd werd de mahout van den olifant, juist toen hij hem bevolen had te blijven staan, doodelijk getroffen, en viel ter aarde. De olifant, gehoorzaam aan het gegeven bevel, stond pal. De strijd woedde om den standaard heen; maar te midden van al het krijgsrumoer was de olifant met den hem toevertrouwden standaard geen stap voor- of achteruit te krijgen; en de Maratten, die hunne vlag nog altijd op dezelfde plaats zagen wapperen, konden niet gelooven dat de kans hun ongunstig was, en hereenigden zich telkens om hun onbewegelijken standaarddrager. Intusschen stond de olifant maar gestadig zijne ooren te spitsen om, boven het gedruisch van den strijd uit, het geluid van de stem te hooren, die nooit weer spreken zou. Toen de Maratten eindelijk zegevierend den vluchtenden vijand vervolgden, stond de olifant daar nog onwrikbaar als eene rots te midden van hoopen verslagenen, en boven de torens op zijnen rug uit wapperde, nog altijd de standaard. Drie dagen en nachten bleef hij staan waar hem bevolen was halt te houden, en noch met zachtheid noch met bedreiging was hij er toe te brengen een stap te verzetten, tot dat men naar een dorp aan de rivier Nerbudda, op honderd mijlen afstands, zond om het zoontje van den mahout te halen. Toen herinnerde zich de olifant, dat de doode mahout dikwijls bij eene korte afwezigheid zijn gezag aan het kind had overgedragen; hij gehoorzaamde aan de stem van het kind, en met zijn krijgstoestel beladen,
volgde, de held van dien dag van zegepraal, langzaam en met deftige stappen, het zwakke knaapje.