Sterfgevallen.
W. Genast, die, na advocaat en lid van den landdag in Saksen-Weimar te zijn geweest, zich uitsluitend op de beoefening der letterkunde was gaan toeleggen en veel naam maakte als tooneelschrijver, onder andere met de dramas Bernhard van Weimar en Florian Greger, is volgens een bericht van 19 Januari te Weimar overleden. Hij was een zoon van den beroemden Duitschen tooneelist Genast.
J.P. Van Dieren, de in gansch België welbekende groote Vlaamsche uitgever, die, onder zeer vele andere, de menigvuldige werken van Conscience en de beide Sniedersen drukte en uitgaf, is den 20n Januari te Antwerpen overleden, 67 jaren en 8 maanden oud. Hij werd te Grave (Noord-Brabant) geboren. Niet minder dan door de boeken, die hij uitgaf, verwierf hij zich naam als uitgever van het Handelsblad van Antwerpen. Hij betoonde zich hoogst bekwaam in zijn vak, was met een zeldzaam doorzicht begaafd en wist nagenoeg al de veelomvattende uitgeversondernemingen, waarmede hij zich inliet, tot een goed einde te brengen. In een waardeerend artikel, opgenomen in het nummer 17, legt het Handelsblad de volgende getuigenis nopens hem af: ‘Als mensch, was J.P. Van Dieren, voor hen, die hem van nabij kenden, een gul, goed en welwillend man.’ Zeer te recht voegt het blad erbij, dat de overledene groote diensten aan de Vlaamsche letterkunde heeft bewezen. Deze lof mag hem onverdeeld worden toegezwaaid. De Vlaamsche letterkunde is aan J.P. Van Dieren veel verplicht. Na een 10-urelijkdienst, in de St.-Jozefskerk, werd de overledene, vergezeld van eene ongemeen talrijke schaar vrienden en bekenden, den 24n Januari op het kerkhof van Berchem ter aarde besteld. Met eerbiediging van het daartoe betuigd verlangen, werden aan het graf geene redevoeringen gehouden.
Karel-Laurentius Maréchal, de beroemde Fransche pastel- en glasschilder, die den 21n Januari te Bar-le-Duc (departement Maas) werd begraven, was in 1800 te Metz geboren. Hij kwam als een arme knaap naar Parijs, volgde er de lessen van Regnault en verliet, op 25-jarigen leeftijd, als een meester in de kunst, de Fransche hoofdstad, om zich te gaan nederzetten in zijne geboortestad, waar hij, na verloop van eenigen tijd, eene inrichting voor glasschildering tot stand bracht, die weldra eene groote uitbreiding nam en allengs eene Europeesche vermaardheid verkreeg, dank zij de prachtige gewrochten, waaraan Maréchal het aanzijn schonk, zonder dat hij daarom de pastelschildering verwaarloosde. Een zijner schoonste glasramen, de Verheerlijking der H. Catharina voorstellende, bevindt zich in de hoofdkerk van Metz. Met roem zijn onder andere de volgende pastel- of droogschilderingen van hem bekend: Job, Het gebed, De zusters der ellende, Hongaarsche houthakkers, Christoffel Columbus geboeid op het dek van een schip, Galilei te Velletri, Kloosterbroeders die land bewerken, vele portretten enz. In 1870 liet hij zijne inrichting voor glasschildering over, en toen het was beslist, dat Metz voortaan tot Duitschland ging behooren, verliet hij deze stad en kwam zich te Bar-le-Duc vestigen, waar hem nu een graf is gemaakt naast zijne vrouw, die in 1885 stierf. Zijn zoon Karel-Raphaël en zijne kleindochter Helena, door hem in de kunst opgeleid, betoonen zich de waardige leerlingen van hunnen naverwanten meester.
Claudius-Ferdinand Gaillard, die den 21n Januari op de begraafplaats Montparnasse (Parijs) ter aarde werd besteld, was den 5n Januari 1834 te Parijs geboren. Kanker aan de maag stelde een einde aan zijn leven. Frankrijk verliest in hem een zijner meest uitstekende kunstenaars. Als plaatsnijder was zijne bekwaamheid weergaloos; maar hij muntte ook in de schilder- en beeldhouwkunst uit. Op de laatste wereldtentoonstelling te Weenen had hij werken van zijne hand in de drie genoemde vakken tentoongesteld. Zij werden over hun geheel erkend als de uitmuntendste die door niet-Oostenrijksche kunstenaars waren ingezonden. Hij bekwam dan ook het groot gouden eeremetaal en werd benoemd tot commandeur van de Oostenrijksche Frans-Jozefsorde. De regeering der Fransche republiek benoemde hem tot officier van het Legioen van Eer. Als plaatsnijder evenaarde hij de grootste meesters. In 1885, op de Antwerpsche wereldtentoonstelling, prijkten van hem 6 schilderstukken en 23 echt meesterlijke gravuren. Het Luxemburg-museum, te Parijs, bezit van hem een prachtigen H. Sebastianus. Van mgr. Segur en Z.H. Leo XIII schilderde hij portretten die meestergewrochten worden genoemd. Zijne gegraveerde portretten van Leo XIII, van kardinaal Pie, van dom Gueranger, zijn met roem bekend; zooook zijne Emaüsgangers en zijn St.-Joris naar Rafaël. In 1857 was hij primus van Rome geweest. Hij bracht verscheidene jaren in Italië, Griekenland en Turkije door. De overledene was voorzitter van de maatschappij der Fransche graveurs. Als mensch leidde hij een hoogst stichtend leven. In zijne omgeving noemde men hem den ‘heiligen artist.’ Zijne woning en tafel waren die eens kluizenaars. In de mis, die hij dagelijks bijwoonde en niet zelden diende, ging hij regelmatig ter communie. Hij behoorde tot den zoogenoemden derden regel van Franciscus. Het geld, dat zijn
werk hem opbracht, gebruikte hij voor zijne oude moeder, hulpbehoevende bloedverwanten en ter ondersteuning van arme menschen. Voor zich zelve behield hij het geringste deel. Hij stierf in een gasthuis.
Renaat Thooris, student in de geneeskunde aan de Gentsche hoogeschool, ondervoorzitter van het taalminnend studentengenootschap 't Zal wel gaan, is den 21n Januari overleden. Den 24n Januari werd hij te Brugge begraven. Ook voor de Vlaamsche zaak en letterkunde mag de ontijdige dood van den rijkbegaafden jongeling diep worden betreurd.