hen, die de dood heeft opgeroepen, en welke ik zoo gaarne vandaag om mij heen had gezien.’ Door den heer Pol de Mont werd het volgende gelegenheidsvers gelezen:
Zijt gij in Antwerps vest gewonnen noch geboren,
toch heeft ons stedemaagd u lief als 't eigen kind:
Hier klopt elk hart u toe als 't hart van maag of vrind,
hier prijkt uw naam met al den glans der meteoren.
Hoe needrig was het deel bij d'aanvang u beschoren!
Doch in uw binnenst gloeide een kracht, die 't al verwint.
En thans - waar 't Neerlandsch klinkt in Neerlandsch minnend ooren,
Treedt gij als koningin, bewonderd en bemind.
Op de eerste schilderschool der aard mocht Neerland roemen.
Naast Hooft en Vondel kon het duizend dichters noemen;
Op d'akker onzer kunst lag slechts één plek nog braak.
Wat teerheid, kracht en zwier in onze tale wonen,
Geen Agar, geen Rachel verwierf hier lauwerkronen:
Ons beiden schenken in u zelv' - was uwe taak.
De vertooning, die eerst ten half een 's nachts gedaan was, is den 8n Februari opnieuw moeten gegeven worden voor hen, die den 7n Februari geene plaatsen hadden kunnen bekomen en wier getal zoo groot was, dat ook ditmaal vele kaarten moesten worden geweigerd.
- W. Van der Veken heeft het portret van den heer advocaat J.A. Van Hissenhoven op koper gegraveerd, ter gelegenheid van het 50-jarig ambtsjubilé van dezen rechtsgeleerde. De aanbieding van dit portret en van de ook door Van der Veken gegraveerde afbeelding van den heer advocaat E. Everaerts (zie onzen jaargang 1886, blz. 82) had voor beide jubilarissen gelijktijdig plaats den 12n Februari, in het Grand Hôtel, op een feestmaal.
Brussel. In den prijskamp voor schoolkoren, in onzen jaargang 1885, blz. 19, vermeld als uitgeschreven door het kunstgenootschap de Distel, werd tusschen 15 ingezondene stukken, het Lied van den stroom, van A. Boogaerts, uit Gent, bekroond.
- Ter gelegenheid van haar 25-jarig tooneeljubilé, is mej. Cath. Beersmans ook te Brussel opgetreden. De vertooning, waaraan zij deel nam, had Maandag, den 31n Januari, in het Alhambra, plaats. In de zaal was geen plekje onbezet gebleven. Mej. Beersmans had aangenomen om de rol te vervullen van Jane Shory, in het geschiedkundig drama van dezen naam, een oorspronkelijk stuk van F. Gittens, die de vertooning was komen bijwonen. Het spel der groote kunstenares was bewonderenswaardig. Houding en gebaren, handeling en taal, gevoelsuiting in iederen toestand, alles, zonder voorbehoud, mocht volmaakt aan haar worden genoemd, naar den strengst gestelden eisch. De andere tooneelisten stonden haar zeer goed ter zijde. Het publiek heeft aan de kunstenares veel onderscheiding en hartelijkheid bewezen. Bij hare eerste verschijning, stonden al de toeschouwers van hunne zitplaatsen op en juichten en wuifden haar toe, terwijl haar van allerwege uit de zaal bloemtuilen, kronen en kransen bereikten. Beersmans' geboortestad ter eere, hief het orkest aan, een Turnhoutsch volkslied te spelen van het laatst der vorige eeuw, waarmede de schaar Turnhoutenaars, die de vertooning waren komen bijwonen, juist op de maat instemden. Dit een en ander was aangrijpend eigenaardig. Niet alleen mej. Beersmans, maar het publiek over 't algemeen, was er door gepakt. Vanwege het tooneelgezelschap van het Alhambra, de schouwburgbezoekers, vrienden en vereerders, werden een aantal smaakvolle en rijke geschenken aangeboden; de Turnhoutenaars vereerden hunne roemruchtige stadgenoote, het wapen der vrijheid Turnhout, in zilver gedreven, op fluweel bevestigd en in eene schoone eikenhouten lijst gevat. Er werden toespraken gehouden door de heeren Cremers (uit naam van de Turnhoutenaars), Kesler, Van Langendonck, E. Hendricx, enz. Laatstgenoemde zegde te recht, dat de Vlaming, die op Catharina Beersmans mag roemen, aan Frankrijk Agar en Bernhardt, aan
Italië Ristori en aan Duitschland Seebach niet hoeft te benijden. Er ontstond eene eerbiedige stilte toen mej. Beersmans op het tooneel naar voren trad, om dank te zeggen voor de goedheid, die haar werd bewezen door hare Turnhoutsche vrienden, hare kunstgenooten en haar ‘lief Brusselsch publiek’. Daarna borst een donder van toejuichingen los, zooals wellicht nog nooit in het Alhambra heeft weerklonken en waarmede, het Brusselsch publiek zich de vermelde vleiende betuiging van de gevierde kunstenares ruimschoots waardig heeft betoond.
- 12 Februari wedervoer den leden van de Vlaamsche academie de eer, ten hove te worden ontvangen. De heer voorzitter P. Willems hield eene Vlaamsche toespraak tot den koning, die door Z.M. hoogst welwillend en breedvoerig, in de Fransche taal werd beantwoord. Onder andere zegde Z.M., dat prins Boudewijn en de andere kinderen van Z.K.H. den graaf van Vlaanderen grondig worden onderwezen in de Vlaamsche taal en daarmede volkomen vertrouwd worden gemaakt, ook wat het spreken betreft. Z.M. onderhield zich vervolgens in het bijzonder met ieder van de aanwezige leden der academie. De heeren J.A. de Laet, S. Daems, J. Obrie en K. Stallaert waren door onpasselijkheid verhinderd tegenwoordig te zijn.
- De commissie voor de herziening der namen van de 2500 gemeenten en 12,000 gehuchten en andere plaatsen in België (zie onzen jaargang 1886, blz. 90), houdt wekelijks eene bijeenkomst, onder voorzitting van den heer E. Coremans. De heer Th. Coopman is de secretaris. Het overleden lid W.A. Adriaens (zie 1886, blz. 20) is vervangen door den heer D. Van Bastelaer, voorzitter van het Oudheidkundig Genootschap van Charleroi.
- In de koninklijke commissie van monumenten zijn benoemd: als gewoon lid, de heer L. Van der Kindere, ter vervanging van wijlen L. Gachard, als buitengewone leden, de heeren P. Génard (Antwerpen) en G. Kurth (Luik).
Leuven. De beeldhouwer G. Van der Linden, die in 1856 primus van Rome was, is benoemd als bestuurder van de Leuvensche teekenacademie, ter vervanging van den heer L. De Taeye, ontslaggever, thans hoogleeraar aan de Antwerpsche academie en rijksopziener der teekenscholen.