Buitenland.
's-Gravenhage. Volgens het Vaderland, heeft de heer A.J. Servaas Van Rooijen de lijst ontdekt der boekwerken, die de wijsgeer Spinoza bij zijn overlijden naliet.
Rotterdam. 12 Januari werd op den Rotterdamschen schouwburg eene luisterrijke feestvoorstelling gegeven, ter gelegenheid van het 25-jarig kunstjubileum van de groote tooneelspeelster mej. Catharina Beersmans. Het publiek heeft de voortreffelijke kunstenares overstelpt met bewijzen van waardeering en toegenegenheid. Tevens werden haar een groot getal geschenken aangeboden. Eenige daarvan waren uit Brussel en Antwerpen toegezonden. De leden van het tooneelgezelschap, waartoe zij behoort, schonken haar een geheel zilveren krans, op welks bladeren de namen zijn gegraveerd van de volgende stukken, waarin mej. Beersmans de hoofdrol heeft vervuld: Medea, Zwarte Griet, Fernande, Tilli, Martelares, Marie Stuart, Deborah, Fedora, Macbeth, Familie Fourchambault, Alphonse. De heeren Le Gras, Van Zuylen en Rosier Faassen hielden redevoeringen. ‘Met eene door aandoening nauw hoorbare stem (zoo schrijft de Nieuwe Rotterdamsche Courant), meer door gebaren dan door woorden, dankte mev. Beersmans voor het gesprokene en bracht zij haren wedergroet aan het publiek, dat niet moede werd haar terug te roepen. Onder bloemen en kransen als begraven, stond zij ten laatste in het midden van den kring der artisten, gehuldigd als eene vorstin, welke overeenkomst nog sprekender werd toen de muziek, het fanfaresblazen misschien moede, de volksliederen begon aan te heffen en het publiek die staande aanhoorde.’
Middelburg. Van 7 tot 25 April zal de maatschappij Uit het volk in deze stad eene tentoonstelling houden voor stukken van door haar uitgenoodigde kunstenaars, tusschen 20 en 26 Maart te zenden aan den heer secretaris J.J.H. Doorenbos. De kosten van verzending komen geheel voor rekening van de maatschappij, die daarvoor, als het kunststuk wordt verkocht, 5% van de koopsom afhoudt ten haren bate.
Parijs. Volgens dagbladen vermelden, heeft de Fransche academie eenen prijs van 1000 fr. toegewezen aan een genaamden Barbier, die, sedert jaren in een zothuis opgesloten, in zijne heldere oogenblikken de moeielijkste rekenkundige vraagstukken oplost.
Keulen. De Kölnische Volkszeitung geeft de volgende beschrijving van de muurschilderingen, in de St.-Laurentiuskerk, te Steel aan de Roer, uitgevoerd door den kunstschilder Joz. Janssens, van St.-Nicolaas, thans te Antwerpen gevestigd: ‘Zes groote samenstellingen zijn op de noord- en zuidpaneelen, onder de groote ramen en ook boven de ingangen der kapellen en zijbeuken, aangebracht; zij stellen ons den H. Laurentius voor, 1. diaken gewijd, 2. de schatten der kerk aan den arme uitdeelende, 3. den H. Sixtus naar den dood gaande ontmoetende, 4. aan den prefect van Rome de armen als de schatten der kerk noemende, 5. den marteldood stervende, 6. in de catacomben gedragen door zijnen leerling Hippolytus. Deze afbeeldingen mogen bronnen van stichting en van verhevene ingevingen worden genoemd. De zinnebeelden, die de tafereelen omringen, vertoonen de kuischheid en de gehoorzaamheid, de voorzichtigheid en de liefde, de matigheid en de ootmoedigheid, de gerechtigheid en de sterkte, het geloof en de hoop, den vrede en de volharding; verder zijn afgemaald de heiligen Sixtus en Hippolytus, de meester en de volgeling van den H. Laurentius. Tot leiddraad van deze samenstellingen dienden de heerlijke tafereelen van Fra Angelico; als dusdanig treden zij eenigszins buiten den bouwtrant der kerk, wien de grove oud-Duitsche Gothische schildering meer nabijkomt dan de Italiaansche uit den tijd der eerste kunstherbloeiing. Deze afwijking mag evenwel den kunstenaar niet ten kwade worden geduid, want het was niet eene van ouds bestaande, maar eene in den ouden trant nieuw gebouwde kerk, die hij te beschilderen had. Wij zijn hem integendeel dank verschuldigd omdat hij zijne beelden zoo goed geteekend en kunstvol behandeld heeft, zoowel in hunne houding als in hunne uitdrukking. In de zinnebeeldige figuren, die zich ongemeen levendig voordoen, bereikte de heer Janssens een hoogen graad van schoonheid.’
Triest. E. Carpentiers schilderij Mev. Roland te St.-Pelagie (zie 1886, blz. 144), is voor het museum van Triest aangekocht.
Londen. Sir Coutts Lindsay heeft in Grosvenors galerij eene Van-Dyck-tentoonstelling tot stand gebracht, waartoe H.M. de koningin, benevens vele andere voorname Engelsche liefhebbers, schilderijen van den grooten Vlaamschen meester in bruikleen hebben afgestaan. Alles te zamen, zijn 166 stukken van Van Dyck tentoongesteld, waaronder de vermaarde schilderij die de Kinderen van Karel I voorstelt.
Nieuw-York. Zooals is bekend (wij maakten er meer dan eens melding van, het laatst in onzen jaargang 1885, bladzijde 156), bestaat in de Vereenigde-Staten van Amerika een inkomend recht van 30% van hunne waarde, op kunstgewrochten, die er van buitenslands worden aangevoerd. Een Amerikaansch verzamelaar, Hendrik G. Marquand, had te Londen een P.P. Rubens, een A. Van Dyck, een Lucas Van Leyden en een Masaccio gekocht, en met het oogmerk om ontslagen te worden van het inkomend recht van 30%, schreef hij aan den secretaris van staat in Amerika, ten einde hem voor te houden, dat de bedoelde schilderijen waren gemaakt door schilders, die al lang dood zijn, zoodat zij de nieuwere Amerikaansche kunst geene mededinging konden aandoen, en daarenboven in Amerika tot voorbeelden konden dienen aan de jonge schilders, wien alzoo de kosten en moeiten van buitenlandsche studiereizen zouden worden gespaard; de heer Marquand verzocht, ten besluite, om de schilderijen van voornoemde oude meesters te mogen invoeren onder de benaming, niet van kunstwerken, maar van oudheden, welke laatste in Amerika tolvrij zijn. Aan dit spitsvondig verzoek is een gunstig onthaal te beurt gevallen. Uit het antwoord, aan den heer Marquand gedaan, blijkt, dat het Amerikaansch tolbestuur in den vervolge alle schilderijen, die van vóór 1700 dagteekenen, als oudheden beschouwen en dus vrij van rechten over de grenzen toelaten zal.