Christiaan Frans Goevaert, bouwkundige te Brussel, is op zijn 71e jaar aldaar overleden den 13n Januari. De overledene, die zich in zijne lange loopbaan steeds zeer werkzaam betoonde, was een man van groote bekwaamheid in zijn vak. Hij werd na een 11-urelijkdienst in de kerk van St.-Joost-ten-Noode, op het kerkhof van Laeken begraven.
De krijtverkoopster, door L. Dupuis, zie blz. 9, alsook 1885, blz. 86 en 1884, blz. 183.
Houtsnede van Ed. Vermorcken.
Karel Onghena, de befaamde plaatsnijder en oudheidkundige, geboren te Gent den 6n Juni 1806, zoon van Frans, goud- en zilversmid, en Isabella Dierens, is aldaar overleden op 16 December 1886, 80 jaren en 6 maanden oud. Hij graveerde op zilver, koper, hout, steen enz.; van toen hij pas 12 jaren oud was, voerde hij reeds de etsnaald met ongemeene vaardigheid. Zijne verzameling proefdrukken bestaat uit meer dan 1000 stukken, voor wier vervaardiging hij zich door niemand liet helpen. De heer F. Vanderhaeghen begon in 1878-79 in den Messager des sciences historiques eene beschrijving van Onghena's werken; zij omvat tot hiertoe 218 gravuren, tusschen de jaren 1818 en 1833 door Onghena gemaakt; het ware zeer te wenschen, dat de heer Vanderhaeghen de aangevangen beschrijving voltooide. Karel Onghena, die een geboren graveerder mag worden genoemd, had zijne bekwaamheid in het vak voor het allergrootste gedeelte aan zijn eigen arbeid te wijten. Hij volgde in zijne jeugd de teekenlessen van de Gentsche academie, waar hij in 1826 den prijs behaalde van het teekenen naar het pleisterbeeld; in 1829 was hij de eerste in het etsen; in 1832 werd hem de prijs der houtsnede toegewezen. Vele zijner gravuren verschenen in den Messager des sciences historiques; in ons tijdschrift kan men een paar overdrukken zijner platen nagaan (zie 1872, blz. 155 en 1873, blz. 113). Karel Onghena had een broeder, die door hem in de graveerkunst werd opgeleid. Tot voor eenige jaren bezat Karel Onghena eene belangrijke verzameling oudheden en schoone drijfwerken. Nadat de bijzonderste stukken daaruit voor grof geld aan de Rothschilds en andere vermogende liefhebben uit der hand waren verkocht, werd het overblijvende te Gent in publieke veiling gebracht.
Ridder Frederik von Amerling, de beroemde Oostenrijksche schilder, is volgens een bericht van 15 Januari uit Weenen, aldaar overleden. Hij muntte evenzeer uit in de historie- en genreschildering, als in het maken van portretten. Zijne voortreffelijkheid in laatstgenoemd vak dankte hij voor een goed deel aan den grooten Engelschen portretschilder Lawrence, onder wiens leiding hij in zijne jeugd gedurende eenige jaren studeerde. Hij werd in 1803 geboren en was de oudste van de 16 kinderen zijner ouders, die kleine werkende menschen waren. Hij begon zijne loopbaan als schilder, met gedrukte zoogenoemde beeldekens te kleuren, waardoor hij tevens iets verdiende ten bate zijner ouders. Toen hij 23 jaar oud was, verwierf hij den prijs der Weener academie met zijne schilderij Dido op den brandstapel, waarvoor Theresa Essler, de zuster der befaamde tooneeldanseres, hem tot model diende. Een zijner eerste stukken, een Jonge visscher, waarvoor hij geen hoogeren prijs dan 40 gulden had durven bedingen, werd hem door keizerin Carolina-Augusta 40 dukaten betaald. In 1832 viel hem de onderscheiding te beurt, dat hij gelast werd het portret van den keizer van Oostenrijk te schilderen. Hij werd in den ridderstand verheven, was viermaal getrouwd (de jonge vrouw die met hem in den echt trad toen hij 79 jaar oud was, overleeft hem) en laat een fortuin van ruim 800,000 Oostenrijksche gulden na. Aan de stad Weenen heeft hij zijne kunstverzameling vermaakt, die geschat wordt op eene waarde van 200,000 gulden. Des schilders weduwe, die de nalatenschap met zijne vier dochters heeft te deelen, blijft evenwel levenslang in bezit van zijne kunstverzameling, als vruchtgebruikster. Den overledene werd te Weenen in alle standen veel vriendschap en genegenheid toegedragen. Op de Antwerpsche wereldtentoonstelling van 1885 prijkte Amerlings portret, eigendom van de keizerlijke en koninklijke academie voor schoone kunsten te Weenen.
J.J. De Belder, van wien in onzen jaargg. 1886, blz. 193, melding is gemaakt als afgevaardigde op het congres voor de Nederlandsche turnvaktaal, is den 28n Januari schielijk overleden te St.-Jans-Molenbeeck. Hij was een man van groote bekwaamheid. Te Mechelen geboren, 10 Augustus 1840.