bibliotheek en kunstverzamelingen naliet aan het Fransche instituut, tot welks lidmaten hij behoort. De prins heeft deze making nu veranderd in eene schenking, evenwel met voorbehoud van mogelijk vruchtgebruik. Het instituut heeft deze vorstelijke gift, die op eene waarde van 50 millioen franken mag worden geschat, en naar berekening jaarlijks een half millioen frank inkomsten zal verschaffen, dankbaar aanvaard. Er is deze voorwaarde aan de schenking verbonden, dat het landgoed en alles, wat het bevat, ten eeuwigen dage in staat moet worden gehouden (de verzamelingen mogen worden uitgebreid door aankoopen enz.); gedurende 6 maanden van ieder jaar, moeten de kunstverzamelingen (zij zullen den naam van Condé-museum voeren) ten minste tweemaal ter week toegankelijk zijn voor het publiek. Uit wat er overschiet van de inkomsten der schenking zullen hulpbehoevende schrijvers en kunstenaars worden ondersteund. Het Fransche staatsblad heeft den 23n December 1886 de beschikking medegedeeld, waarbij het instituut wordt gemachtigd, om, overeenkomstig de gestelde bepalingen, lasten en voorwaarden, de schenking te aanvaarden, hem bij levenden lijve en onherroepelijk gedaan door Henricus-Eugenius-Philippus-Ludovicus van Orleans, hertog van Aumale, volgens akten van 25 October en 2 December 1886, van den naakten eigendom van het landgoed Chantilly, van de boeken, verzamelingen, kunstvoorwerpen en meubelen, bijeengebracht in het kasteel van Chantilly.
Weenen. E. Blauwaert, de uitmuntende Vlaamsche zanger, die, met zijne vrouw, welke als eene voortreffelijke pianospeelster is bekend, Duitschland bereist, waar het kunstminnend paar zich in de voornaamste steden laat hooren, is te Weenen met groote ingenomenheid onthaald. Blauwaert zingt meestal Vlaamsche liederen, van P. Benoit, A. Gevaert, W. De Mol, G. Huberti, H. Waelput en anderen. 20 December 1886, te Presburg (Hongarië), op een concert dat door aartshertogin Isabella werd bijgewoond, moest Het vogelken, van De Mol, worden herhaald. Van Weenen begeven Blauwaert en zijne gade zich naar Budapest, Petersburg en Berlijn. Zij rekenen vervolgens op te treden in Leipzig, Munchen, Dresden, Stuttgard en Weenen, en vóór den zomer in België terug te keeren.
Pavia. Door den hoogleeraar A. Favero zijn een aantal brieven van Galilei en stukken hem betreffende aan de nationale bibliotheek afgestaan.
Venetië. 20 April zal in deze stad, onder bescherming van de koningin van Italië, eene nationale kunsttentoonstelling worden geopend, waaraan ook vreemde kunstenaars, mits in Italië verblijvende, zullen kunnen deel nemen. Behalve schilderijen en beeldhouwwerken, zullen ook gouden en zilveren werken, kristal- en glas- en potwerk, in zooverre zij kunstwaarde bezitten, benevens alle andere voortbrengselen van nijverheidskunst, worden toegelaten.
St.-Petersburg. De beroemde Russische schilder Repine heeft een portret van Frans Listz geschilderd en tentoongesteld. De uitstekende muzikant is voorgesteld in geestelijke kleeding, met een kerkboek in de eene hand en de andere hand steunend op eene piano. Het portret zal naar de eerstvolgende tentoonstelling van Parijs worden gezonden.