Adriaan Van Ostade, 1610 + 1685.
In onzen jaargang 1863, blz. 197, gaven wij eene beknopte verhandeling over Adriaan Van Ostade en zijne werken, ter gelegenheid van de opneming, ter genoemder plaatse, van eene zeer fraaie plaat, door Jos. Hemeleer vervaardigd naar eene van 's meesters roemrijk bekende sterkwaterplaten, een ouderwetsch
Antwerpsch museum.
Teekening en houtsnede van Ed. Vermorcken.
boerenbinnenhuis voorstellende, met vier figuren.
Het is ons een genoegen, onzen lezers thans het portret van Adriaan Van Ostade te kunnen aanbieden. Zeer goed uitgevoerd door E. Vermorcken, vertoont het ons den grooten Hollandschen schilder, wiens innemend gelaat tot zachtheid laat besluiten, op reeds gezetten leeftijd. Zooals in onze hooger vermelde bijdrage werd aangestipt, stierf hij op ongeveer 75-jarigen leeftijd. Hij was driemaal getrouwd.
In zijn werk over de Nederlandsche schilderkunst kenschetst dr. Johan Van Vloten op de volgende wijze Adriaan Van Ostade's talent:
‘Zijn stijl is, bij alle verwantschap van stof, gemoedelijker dan die van Brouwer; waarschijnlijk hing dat met zijn huisvaderlijk bestaan, tegenover 't jonggezellen-leven van gene, samen. Hij zag het volks- en landbedrijf uit minder eenzijdig oogpunt aan, en wist het maatschappelijk en huislijk bestaan van boer en kleinburger ook van meer innemende zij te vatten, en met de levendigste waarheid, zonder wanhebbelijke opsmukking, uit te drukken. Meesterlijk sprong zijn fijn en smeltend penseel daarbij met licht en kleuren om, en gelijk hij 't eerste krachtvol en breed tegen den donkeren achtergrond wist te doen uitkomen, of ook in al zijn volheid over 't opwekkelijk tafereel te doen stralen, wist hij tusschen de laatste, in al haar bontheid, steeds de schoonste overeenstemming te doen heerschen. Vooral in zijne groote teekeningen met sapverf, gelijk hij er in zijn laatste levensjaren veel maakte, treedt dat in 't licht. Wat bij een ander in hardheid ontaarden zou, maakt, in zijn harmonische samenwerking, bij hem den aangenaamsten indruk. Niet minder dan als kleurrijk teekenaar, blonk hij ook als vaardig etser uit, en wist daarbij uitnemend zijn eigen schilderwerk in al zijn kracht weer te geven. Een halfhonderd prenten van zijn maaksel zijn ons uit de jaren 1647 tot 1673 toegekomen. Geestvol en als spelend dartelt zijn veelal fijne naald over de etsplaat, en is daarbij dan met den besten uitslag op de stoutste werking uit.’
Deze zoo keurig als krachtig uitgedrukte waardeering is in allen deele juist en mag daarenboven in hare zaakrijke bondigheid, ook volledig worden genoemd. Zij past derhalve uitmuntend bij het hier opgenomen portret, aan hetwelk geen waardiger onderschrift kon worden toegevoegd dan de aangehaalde schoone plaats uit het werk van den bekwamen Nederlandschen schrijver. Het portret, op hout gesneden, is gevolgd naar de kopergravure van Jacob Hoebraken.
In ons opstel van 1863 vergaten wij natuurlijk niet aan te halen, dat het Antwerpsch museum op het voorrecht mag bogen, een hoewel klein, doch prachtig gewrocht van Van Ostade te bezitten, in den Rooker, die deel vormt van de aan de stad Antwerpen bij erfmaking bedeelde onschatbare verzameling van mev. van den Hecke-Baut van Rasmon.
Hiernevens vindt men, mede door E. Vermorcken gegraveerd, eene getrouwe afbeelding van dit kunstjuweeltje, hetwelk, op paneel geschilderd, 27 ½ centimeters hoog en 22 centimeters breed is. De meester teekende het met naam en jaartal, zooals wij dit onder zijn afbeeldsel drukken.
Van hetzelfde stukje bestaat eene zeer fraaie kopersnede van F. Lauwers, reeds vroeger met verdienden lof vermeld,