De potbakker Guido Andries.
In de Antwerpsche Academie van Oudheidkunde vestigde de heer ridder Leo de Burbure onlangs de aandacht op den potbakker die onder den bovenstaanden naam, gedurende een aantal jaren van de xvie eeuw, te Antwerpen zijn ambacht uitoefende en van wien de heer de Burbure gelooft, dat hij de maker is van sommige aardewerk potten, welke, versierd met de wapenschilden van oude Antwerpsche geslachten, bezichtigd kunnen worden in het stedelijk museum van oudheden.
De heer de Burbure verhaalde, dat hij er toe kwam, om in het Antwerpsch archief opzoekingen te doen achter oude potbakkers, naar aanleiding van de verzekering, die hij had aangetroffen in een werk van Cipriano Piccolpassi, den oudsten geschiedschrijver van de potbakkerskunst, en volgens welke, in de xve eeuw, een Italiaansch potbakker, Guido van Savino geheeten, te Antwerpen zou gevestigd zijn geweest. Werkelijk blijkt uit oude archiefstukken, dat, in 1513, een Guido Andries, Venetiaansch potbakker, te Antwerpen zijn ambacht uitoefende. De heer de Burbure veronderstelt, dat Andries de vervlaamsching van den Italiaanschen naam Andrea of Andreoli zal zijn. Wij hebben niet kunnen nagaan, of de heer de Burbure den Guido van Savino (de stad Savigno, in de provincie Bologna?), door Piccolpassi bedoeld, voor denzelfden persoon houdt als Guido Andries. Hoe of dit zij, de heer de Burbure weet ons mede te deelen, dat Guido Andries, te Antwerpen aanvankelijk het huis den Kleinen Arend, op de Eiermarkt bewoonde en zijne zaken niet te voorspoedig stonden, toen zijn huisbaas, Steven De Grane, een vermogend koopman, op den bij huisbazen zeldzamen inval kwam, het huis de Kleine Arend aan den huurder Guido Andries als een geschenk te vereeren. Deze gift bevorderde blijkbaar des pottebakkers welstand, want hij kocht eenigen tijd nadien, in de Kammenstraat, toen Kammerstraat geheeten, het eigendom De Zalm, met uitgang in de Voddenstraat. Deze ruime nederzetting veroorloofde Andries, eene voorwaar niet kleine potbakkerij aan te leggen. Volgens den heer de Burbure, was het gleis of klei, waaruit Andries zijne potten bakte, een mengsel van leem en rivierzand, en zou onze ambachtsman niet tot de Lucasgilde hebben behoord, omdat hij geene gekleurde potten maakte. Guido Andries, de geleyerspotbackere, was tweemaal getrouwd; zijne eerste vrouw was Margaretha Van Bolleghem of
Bollekens; zijne tweede vrouw, Anna Van Dueren, die hem overleefde en hertrouwde met een zich noemenden Frans Frans, die de potbakkerij voortzette met de kinderen uit het eerste huwelijk van Andries. In zijnen echt met Anna Van Dueren, verkreeg Frans Frans zeven kinderen. De door Guido Andries gestichte groote potbakkerij bleef in de Kammerstraat bestaan tot in 1581. Met haar, zoo verklaarde de heer de Burbure, ging het ambacht der vervaardiging van potten uit steenaarde in de stad Antwerpen te niet.
D.V.S.