Slechte verf.
Onder aanhaling van treffende voorbeelden, vestigden wij in onzen jaargang 1882, blz. 68, de ernstige aandacht der kunstschilders op de belangrijkheid van wél na te gaan, of zij voor hun werk ook goed toebereide, zuivere en onvervalschte verven gebruiken. Doen zij dit niet, zoo loopen zij het gevaar, indien hunne verven niet deugdelijk waren, dat hunne schilderijen, soms reeds na verloop van weinige jaren, geheel of gedeeltelijk van kleur verschieten en daardoor bijna alle waarde verliezen, zoo zij al niet geheel bederven. Wij brengen het vorenstaande in herinnering, ter gelegenheid van een bericht uit Parijs van 31 October 1886, volgens hetwelk in het museum van den Louvre is waargenomen, dat op sommige schilderijen van nieuwere meesters de verf geblakerd en gebarsten is, alsof de doeken voor een vuur gestaan hadden. Dit is, onder andere, het geval voor sommige stukken van Ingres en met eene belangrijke schilderij van Heim, Karel X voorstellende die bekroningen uitdeelt aan de leden der Fransche academie van wetenschappen. Dit stuk, dat een honderdtal portretten bevat uit den tijd van de herstelling der Bourbons in Frankrijk, is hier en daar geheel onkenbaar geworden door de slechte hoedanigheid van de verf, die de schilder heeft gebruikt. De berichtgever maakt de opmerking, dat zulks eene treurige ervaring is, welke hij te recht zegt dat voor de hedendaagsche schilders niet mag verloren gaan. Het ware hoogst nuttig, de verfbereiding aan academiën en andere kunstscholen wetenschappelijk te onderwijzen. De kennissen der meeste schilders, zelfs van de bijzonderste, zijn onder dit opzicht geheel en al ontoereikend. Voor eenigen tijd was van een leergang over deze stof sprake voor de koninklijke academie van Antwerpen. Tot groot nadeel van de kunst, is aan dit denkbeeld tot nog toe geenerlei gevolg gegeven.