De Vlaamsche School. Jaargang 32
(1886)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBartel de Haze.Meest al degenen die de prachtige schilderij van H. Leys, De dertigsten van Bartel de HazeGa naar voetnoot(1) kennen of eene lichtteekening, eene hout- of kopersnede naar dit kunstgewrocht uit het rijksmuseum vervaardigd zagen, zullen zich weleens hebben afgevraagd, gelijk wij dit ons zelven deden: wie toch was die Bartel de Haze, wiens magen en vrienden met zooveel eerbied, tot lafenis zijner ziel, die godsdienstige plechtigheid bijwonen? Eenige bijzonderheden, aan oorspronkelijke akten ontleend, zullen die nieuwsgierigheid eenigszins bevredigen. Bartel of Bartholomaeus de HazeGa naar voetnoot(2) was geen man van | |
[pagina 185]
| |
Rijksmuseum te Brussel.
Tafereel van H. Leys, teekening van Marc, houtsnede van Bertrand. adellijke afkomste of heeft geen aanzienlijken maatschappelijken rang bekleed, gelijk men zulks, bij 't aanschouwen des tafereels of van eene der prenten, nog al licht zou kunnen denken. Bartel was een wijs, bescheiden, eerbaar poorter en ingezetene (oppidanus et incola) der stad Antwerpen. Hij was tingieter van stiel, woonde in 1477 op de Oude-Koornmarkt in zijn eigen huis, genaamd de RibbeGa naar voetnoot(1), thans nr 31, en trouwde ditzelfde jaar Catharina Coels of Cools. Hunne huwelijksvoorwaarden werden verleden den 17n Juni 1477, vóór de schepenen Nicolaas Boel en Jacob Mannaert. Er werd daarbij bepaald, dat indien Bartel de Haze stierf, zonder kinderen uit zijnen echt met Catharina Cools na te laten, deze laatste het huis de Ribbe zou bekomen, om er, haar leven lang, gebruik van te maken, voor zooveel echter dit huis nog zou bestaan en niet verkocht zou zijn. Zij zou daarbij de helft bezitten der andere goederen, roerende en onroerende. Na haren dood, moest het huis en al wat zij zou geërfd hebben, aan Bartels wettige erfgenamen toebehooren, uitgenomen zes pond groot Brabantsch, waarover zij bij testament zou mogen beschikken. Overleefde de Haze integendeel zijne echtgenoote en had hij geene kinderen, dan zouden al de goederen onverdeeld hem alleen blijven toebehooren, maar dan ook zou Catharina Cools, voor haar overlijden, over zes pond mogen beschikken. Eindelijk werd er besloten, dat, indien de echtelingen kinderen hadden en deze zonder afstammelingen overleden, al de hooger besprokene goederen het eigendom zouden zijn van Bartel de Haze of van dezes gerechtigde erfgenamen, indien hij reeds zou verscheiden zijn. In dit geval, behield Catharina Cools het vruchtgebruik dier goederen en mocht zij er, bij uitersten wil, zes pond groot Brabantsch van vermaken.Ga naar voetnoot(1) Gelijk men het zal bemerkt hebben, waren al de bepalingen van dit contract den bruidegom 't meest voordeelig, waaruit men kan besluiten dat hij ook 't meest begoed was en bijgevolg den wensch had geuit dat in de voorziene gevallen zijne familie vooral bij zijne nalatenschap wonne. Die veronderstelling is des te aannemelijker, daar er in die huwelijksvoorwaarden, nergens van 't eigen goed der toekomstige bruid wordt gesproken. Hoe 't zij, Bartel de Haze was negen jaar getrouwd toen hij den 3n November 1486, van Boudewijn Wolffaerts eenen | |
[pagina 186]
| |
eigendom aankocht, gelegen in 't Kipdorp, en in 1504, tusschen dien van Ghijsbrecht van der Weele eenszijds en dien van Jan Wilmaers anderzijds en palende achterwaarts aan 't goed van Olivier 's Pape. Die eigendom, vervolgens genaamd de Tennen SchoteleGa naar voetnoot(1), bevond zich omtrent de plaats, door 't middengedeelte van den huize van de Werve ingenomen en bestond uit ‘eene looveGa naar voetnoot(2) dat een woeninge is metter poerten besyden, halven borneputte, hove, gronde’ en toebehoortenGa naar voetnoot(3). Wellicht zal de Haze, rond dien tijd, zijn huis op de Oude-Koornmarkt verlaten hebben, om in 't Kipdorp zich te komen vestigen. In 1489 woonde hij inderdaad in 't Kipdorp, volgens eene oude akte, ‘nevens’ St.-JacobskerkGa naar voetnoot(4), maar zonder twijfel toch in het huis in 1486 aangekocht. Kinderen had hij destijds niet en 't is geenszins gebleken dat hij er ooit heeft gehad. Zijn vader en zijne moeder rustten en misschien reeds lang, op Godsakker. Zijn broeder Cornelis, ‘her Cornelis myn broer’, kapelaan in O.-L.-Vrouwenkerk, en zijne zusters, Elisabeth en Catharina, leefden nog. Deze laatste was kloosterlinge te Thabor, bij MechelenGa naar voetnoot(5). Zijn neef, Cornelis de Haze, was huidvetter en getrouwd. Dezes echtgenoote heette 't Sasen; zij had met haren schoon-oom een kind ten doop gehouden en was alzoo Bartels ‘ghevaeyere’Ga naar voetnoot(6) geworden. Ziedaar des tingieters familieleden die ons zijn bekend gebleven. Het gild van den Ouden Voetboog telde hem onder zijne leden, met wie hij de plichten, door het reglement hun opgelegd, vervullen moest. De bijzonderste dier plichten vereischten het bijwonen der schietspelen en der feesten des gilds, het optrekken der wacht, 't verdedigen der stad bij oproer of oorlog en 't verdedigen des lands, indien de schutters daartoe geroepen werden. Als gildebroeder had hij eene wapenrusting ot een ‘vol harnas’, bestaande uit eene ‘goersgie’, eene ‘creft’, een ‘pansier’, eenen boog met ‘dwindaes’, eenen koker met pijlen en een krom mes. De ‘goersgie’ (gorgerin) bedekte de keel en den nek. De kreeft of het kuras besloot het lijf in twee metalen schelpen, samengesteld uit ijzeren banden, in de breedte aan elkander met geledingen vereenigd. Eene dezer schelpen heette borststuk (plastron), de andere, het rugstuk (dossière). 't Pansier was dat deel van 't vóór- of borststuk, dat den buik beschutte, doch geheel het borststuk werd soms pansier (pansière) genaamdGa naar voetnoot(1). Een houten, hoornen of stalen boog, aan eene lade gehecht, maakte den kruisboog uit, welke bij middel van een toestel, dat de naam van ‘windas’ droeg, gespannen werdGa naar voetnoot(2). De koker bevatte doorgaans zestien pijlenGa naar voetnoot(3). Gedurende de oorlogen van Karel den Stoute of van Maximiliaan van Oostenrijk, zal Bartel de Haze zich meermaals van zijne wapenrusting hebben moeten bedienen; immers, Antwerpen was toen verplicht zijne gildebroeders en andere schutters of gewapende burgers, 't zij in garnizoen, 't zij ten strijde te zenden. Nu, indien Bartel de Haze een goed schutter was, gelijk wij 't veronderstellen willen, zoo was hij tevens een godvruchtig en milddadig man. Zijn testament en zijne laatste aanbevelingen bewijzen zulks. De notaris Petrus Albi (de Wit?) geestelijke van 't bisdom Doornik, is gelast geweest beiden geldig te maken. Hij kwam daartoe, met de aanzochte getuigen, ten huize van de Haze, in 't Kipdorp, den 22n December 1489, en vond hem in de beneden-achterkamerGa naar voetnoot(4), ‘gezond van hertte ende zynder redelycheit wel ghebruyckende’. De tingieter zelf had zijn testament in 't Vlaamsch opgesteld en op papier geschreven; hij overhandigde het den notaris en verklaarde, alle door hem vroeger genomen schikkingen voor nietig en zonder waarde. Volgens zijn handschrift, wilde hij op O.-L.-Vrouwenkerkhof begraven worden, onder de zerk van zijnen vader. Op zijn graf zou men eene nieuwe zerk leggen, waarin gebeiteld moesten zijn de naam zijns vaders, die zijner moeder, zijn naam, zijn ‘wapene’Ga naar voetnoot(5) en daaronder een tinnen pot. Aan O.-L.-Vrouw van Kamerijk schonk hij zes grooten, aan de pastoors van O.-L.-Vrouwenkerk en van St.-Jacobs, aan ieder twaalf grooten en aan de kosters, aan ieder zes grooten. O.-L.-Vrouwenkerk kreeg zijn ‘vol hernas te wetene syn beste pansier, syn halven creft, syn goersgie, synen besten boghe ende dwindaes, ende den coker metten pilen ende syn | |
[pagina 187]
| |
crom mes’. Dit alles zou in de kerk tentoongesteld blijven, tot dat zijne dertigsten zouden gedaan zijn. Hij beval verder, dat er, op den dag zijner uitvaart, duizend brooden van acht mijten, aan de armen werden uitgedeeld. Aan 't klooster der Clarissen vermaakte hij vier pond lijftochten, evenveel aan zijne zuster Catharina, de kloosterlinge van Thabor, ‘omdat zy leeft’ zegt hij, en twee pond lijftochten aan de dochter van Cornelis van den Scoere. Zijn broeder Cornelis de Haze werd gelast die zes laatste ponden, zijn leven lang, aan de daarmee begiftigden te bezorgen. Tot belooning van dien dienst, werd hem een pond jaarlijksche rente aangewezen. Bovenvermelde renten zouden alle geheven worden ‘op de Roeye (op de rui), in den Witten Hert’ wellicht eenen eigendom, aan Bartel de Haze toebehoorende. Hij bestemde voor den arme, aan wien 't best besteld zou zijn, twee pond groot en voor de kinderen van Cornelis 't Sasen, als zij 't meest noodig zouden hebben, acht pond groot. Zijne doopkinderen, de dochter van Jan Poelliyaert en de zoon van Lambrecht Huusman, zouden aanstonds bekomen, de eerste een pond, de andere tien schellingen. Het ambacht der Meerschen begiftigde hij met een pond, alsook ‘douscutters’ zijnde het gild van den Ouden Voetboog, ofwel de uitgediende gildebroeders. Aan de tingieters schonk hij tien schellingen, om die samen te verteren. De dienstmeid, ‘myn jonc wyf’, die bij hem zou wonen, als hij sterven zou, zou ook tien schellingen krijgen. Al wat hij geërfd had van zijne nicht Catharina Bogaerts en 't geen hij nog te verwachten had van Joris Verstoc, liet hij aan zijnen broeder Cornelis en aan zijne zuster Elisabeth, alsnog eenen zilveren beker en eenen zilveren lepel voor elk hunnerGa naar voetnoot(1). Zijn neef Cornelis de Haze was niet vergeten geweest; deze kreeg tot eene gedenkenis het ‘cleyn scryfcontoer’ van zijnen oom, en de vrouw des huidvetters eenen zilveren bekerGa naar voetnoot(1). Dit al had onze tingieter zorgvuldig beschreven, gelijk de notaris het bestatigen kon, doch hij voegde er mondelings bij, en Petrus Albi teekende het op, dat van al wat er over zou blijven, na de betaling zijner begrafeniskosten en de uitkeering zijner bovengemelde legaten, dat van dit al een derde deel aan O.-L.-Vrouwenkerk zou toekomen, en de twee overige deelen aan St.-Jacobs. Een dezer twee laatste deelen was bestemd voor de herstelling of herbouwing dier kerkGa naar voetnoot(2), het ander tot vermeerdering der goddelijke diensten aldaar als om er de zeven getijden te doen zingen. Dit geld of die goederen mochten evenwel daartoe, slechts na zijnen dood en dien zijner vrouw, gebruikt worden. Werden er renten afgekocht of gekweten en kleinooden en huisraad vervreemd, dan zou het geld dier renten, zoodra mogelijk, in andere renten, gelijkvormig aan de eersten, uitgezet worden, terwijl men de opbrengst der verkochte voorwerpen insgelijks zou gebruiken om er erfgoederen mee aan te koopen. Zijne testamentuitvoerders, Jan Segers, fabriekmeester van O.-L.-Vrouwen en Arnold van den Vekene en Jan Huven, fabriekmeesters van St.-Jacobs, waren verplicht daarvoor te zorgen en kregen voor hunne moeite elk twee Rijnschgulden. Hij beval dat zijne vrouw het vruchtgebruik behielde van de goederen aan beide kerken vermaakt, doch na haren dood zouden de inkomsten en andere baten dier goederen den kerken ook toebehoorenGa naar voetnoot(3). Nadat hij zijne laatste schikkingen had genomen, heeft Bartel de Haze niet lang meer geleefd. In de rekening van O.-L.-Vrouwenkerk, loopende van Kersmis 1489 tot Kersmis 1490, wordt er gewaagd van zeven schellingen, betaald voor zijne begrafenis, welke had plaats gehad bij vorm van een ‘scellyk’.Ga naar voetnoot(4) Men onderscheidde, te dien tijde, de begrafenissen in drie voorname klassen, de ‘miscloclyken’, waarvan de kerkrechten gewoonlijk vier pond twee schellingen beliepen; de ‘scellyken’, waarvoor zeven schellingen geëischt werden; en de ‘ghemeyne lyken die voor Ons Vrouwe staen metten pellen’.Ga naar voetnoot(5) Bartel de Haze heeft dus, gelijk iemand der werkende burgerklasse, eene begrafenis van tweeden rang gehad. Hetzelfde jaar 1489-1490, gaf zijne weduwe aan de fabriek van O.-L.-Vrouwen, zestig pond, waarvoor de fabriek haar jaarlijksch drie pond en vijftien schellingen interest moest betalenGa naar voetnoot(6). Later, zou dit inkomen, met andere goederen, | |
[pagina 188]
| |
eensdeels voor O.-L.-Vrouwenkerk zijn, en tweedeels voor St.-Jacobs. Wat er van het ‘vol hernas’ des tingieters geworden is, kunnen wij niet zeggen. Wellicht zal het, gelijk de overige voorwerpen die de kerk van andere personen ten geschenke ontving, verkocht zijn geworden, 't zij op de Vrijdagmarkt, 't zij bij eenen oude-kleerkooper. Onder de ‘pansiers’, kreeften en wapenen, door de kerk aldus te gelde gemaakt, hebben wij die van Bartel de Haze niet kunnen ontdekken. Op den vooravond van Kersmis 1490, begon men in St.-Jacobs de zeven getijden te zingenGa naar voetnoot(1). Catharina Cools leefde dan nog. Haar zwager, de kapelaan Cornelis de Haze, stierf in 1498-1499, en zij, naar alle waarschijnlijkheid, in 1504. In de rekening van O.-L.-Vrouwen van Kersmis 1502 tot Kersmis 1503, wordt er voor de laatste maal gesproken van 't geen haar jaarlijks door de fabriek betaald werd. Den 5n Augustus 1504 werd ook het huis van haren echtgenoot verkocht door Karel Coutereau, kanunnik en schatbewaarder van O.-L.-Vrouwen, Nicolaas Boodt, Thomas Back, onderkerkmeesters derzelfde kerk en Hendrik van der Moelen, ridder, opperkerkmeester en de onderkerkmeesters van St.-JacobsGa naar voetnoot(2), aan Jan Marissis Janszoon, brouwer van stiel. Dit huis was de eigendom dien zich de tingieter in 1486 had aangeschaft. In de xviiie eeuw heette het nog ‘de Tennen Schotele’ en ook ‘Sinte Marten’ en was het, het vijfde huis in het Kipdorp, te rekenen van den hoek der St.-JacobsstraatGa naar voetnoot(3). Eindelijk ontving O.-L.-Vrouwenkerk, in 1504-1505, van heer Jan van Ghierle, klerk der fabriek van St.-Jacobs, ‘van sekeren resten ghemaect Onser Lieue Vrouwen kerke, by de weduwe wylen Bertels de Haze, viij sc. xij m.’Ga naar voetnoot(4) Bartel de Haze, zooals blijkt uit het hooger aangehaalde, was een braaf en eerlijk man, behoorde tot den burgerstand, had zijne familie lief, was den arme genegen en voor den dienst des Heeren ingenomen. Zijne nagedachtenis zal ook eeuwig blijven, dank bijzonder aan het schoone tafereel door den Antwerpschen meester, De dertigsten van Bartel de Haze betiteld. Antwerpen, 1886. H. Van Cuyck. | |
Bijlagen.I. Huwelijksvoorwaarden van Bartel de Haze en Catharina Cools.Bertelmeeus de Haze tenghieter, ex una, ende Katline Cools cum tutore ex altera, bekenden ende verliden onderlinge in gerechte huwelike vorwaerden op dat tusschen hen beyden, thuwelic dair inne zy ter eeren Gods gemict hebben te versamene met oorloue der Hilege Kerken voortgaet ende volcomt, dattet inden seluen huwelicke vorwaerde is ende ondersproken, waert dat de voirs. Bertelmeeus afliuich warde voer ende eerde voirs. Katline, sonder wittich oor van hueren beider liuen comen zynde leuende achter hem te latene, dat dan de selue Katline haer leefdagelanc hebben behouden besitten ende gebruyken sal, des selfs Bertelmeeus huys, dair hy nv inne woont, geheeten de Ribbe gestaen aen de Corenmerct, soe verre dan tselue huys in wesene is, ende nyet vercocht, Ende dair toe deen helft van allen den anderen goeden ruerende ende onruerende, die alsdan inden sterhuyse wesen ende beuonden worden zouden, behoudelic dat tselue huys ende alle de goede voirs. ter doot vande voirs. Katlinen, weder omme zouden moeten comen op des voirs. Bertelmeeus gerechte erfgenamen, des zoude zy dair op mogen maken een testament van vi lb. gr. Brab eens sonder meer. Ende waert dat de voirs. Katline afliuich warde eer de voirs. Bertelmeeus, ooc sonder wittich oor van hueren beider liuen comen zynde leuende achter haer te bliuene, dat dan alle de geheele goede ruerende ende onruerende quaecunque dier alsdan beuonden souden worden gaen souden tes voirs. Bertelmeeus zyden waert alleene, ende nergens el, behoudelic dat zy dan dair af ooc soude mogen maken een testament tot vi lb. gr. Brab. toe sonder meer. Ende al waert ooc dat de voirss. Bertelmeeus ende Katline wittich oor, ten scheidene van hueren huwelicbedde leuende hadden, ende dat oor afliuich warde sonder voort wittich oor leuende achter te latene, dat nochtans alle de goede voirgenoemd gaen ende keeren souden opten voirs. Bertelmeuse ende sine gerechte erfgenaemen ende nergens el, behoudelic dat voirs. Katlinen hueren tocht ende testamente te mogen maken inde manieren voirs. eod. die. (xvij Junii 1477.) | |
II. Testament van Bartel de Haze.Ga naar voetnoot(1)In nomine Domini Amen Presentis publici instrumenti serie cunctis pateat euidenter et sit notum quod anno eiusdem Domini millesimo quadringentesimo octuagesimo nono, indictione septima, die vero vicesima secunda mensis decembris, pontificatus sanctissimi in Christo patris et domini nostri, domini Innocentii diuina prudentia Pape octaui anno sexto, in mei notarii publici testumque infrascriptorum ad hoc vocatorum pariter et vogatorum presentia, personaliter constitutus honestus et discretus vir Bartholomeus Leporis alias de Haze, stangnifaber, opidanus et incola opidi Antwerpiensis Cameracensis dyocesis, attente et bene considerans ac in sua mente reuoluens ineuitabilem mortis exitum horeque mortis incertitudinem, cum nemo scit terminum vite sue necque mortis horam idcirco supradictus Bartholomeus volens huius modi horam et tempus providere et pericula euitare, suum testamentum ac eius vltimam voluntatem cum debita et bona deliberatione perhabita fecit, formavit atque in debitum modum et formam subsequentes condidit, disposuit et ordinauit, volens illud seu illam inuiolabiliter obseruari in quocumque iudicio seu foro ecclesiastico vel temporali non obstante quod non omnes solemnitates consuete et solite in presenti suo testamento sint obseruate. In primis igitur supradictus testator tradens unam quamdam | |
[pagina 189]
| |
litteram papiream manu sua vt asseruit asscriptam, revocauit, cassauit et annulauit omnia et singula testamenta, vltimasue voluntates aut finales dispositiones per ipsum preteritis temporibus coram quibuscumque personis publicis seu priuatis dispositas vel disposita, ordinatas et ordinata, illas et illa pro reuocatis, cassatis et annullatis teneri, haberi ac pro nichilo remitari voluit presente tamen testamento in suo robore duraturo. In qua quidem littera papirea asseruit suum testamentum propria manu in verbis theutonnalibus fore scriptum, quod voluit inuiolabiliter obseruari et perpetue. Cuius quidem littere tenor sequitur et est talis. Dit sy in den name Ons Ons Heeren Ihesus XPristus Cristus. Item dit is den vtersten wille ende begheerte van Bertelmeeus den Haze, als hi van liue ter doot comen is ende niet te latene dat hier beneden ghescreuen staet. Item hy begheerde begrauen te syne toet Onser Vrouwen op kerchof onder myns vaders serck, ende men sal eenen nieu serc copen ende legghen op my, ende dair sal men op houwen myns vaders ende myns moeders ende mynen naem ende myn wapene ende eenen tenen pot dair ondere. Item hy gheeft Onser Lieuer Vrouwen van Camerycke vi gr. Item elken prochiaen van Onser Vrouwen ende van Sint Jacob elc xii gr. Item de costers, elc vi gr. Item hy gheeft Onser Vrouwen kercke zyn vol hernas te wetene syn beste pansier, syn haluen creft, syn goersgie, synen besten boghe ende dwindaes, ende den coker metten pilen ende syn crom mes, ende laten hanghen toe dat de dertichste gedaen is. Item men sal deylen xc broets van viij miten der armen alsmen tuytfaert toet. Item men sal geuen Sinte Cleeren cloesster iiij lb lyftochten ende iiij lb Lynkin mynder suster te Tabor opdat zy leeft lyftochten. Item ij lb lyftochten Cornelis vanden Scoere dochtere. Item i lb lyftochten her Cornelis mynen broeder om dat hi dese voirg. vi lb. syn leuedage besorghen soude alsoe voerscreuen staet. Item dese renten sal men heffen op de Roeye in den Witten Hert. Item men sal gheuen ij lb. gr. den armen daer best bestet is. Item men sal geven Cornelis tSasen kinderen die daer leuen sullen viij lb. gr. eens als syt best te doene selen hebben. Item Jan Poelliyaert dochter myn pete i lb ter stont Ende Lambrechts Huusman sone mynen peteren x s. ter stont. Item de ambacht vander Mersen i lb. ende douscutters i lb. ende de Teengieters x s. dat tsamen verteren selen, ende myn jonc wyf dat met my woenen sal alsic sterue x.s. Item myn broer ende myn suster selen hebben het goet dat van Lynken Bogaerts mynder nychten verstoruen is, ende dat van Gorys Verstoc comen sal. Item her Cornelis myn broer sal hebben een seluer goebelet ende eenen lepel, ende Lysbeth myn suster een seluer goebelet ende eenen lepel. Item Cornelis de Haze myn neue huyvetter myn cleyn scryfcontoer tot eenen ghedinckenesse ende syn huysvrouwe myn gheuaeyere tSasen een gobelet seluer. Omnibus vero et singulis in hoc suo presenti testamento conscriptis et contentis rite et debite juxta ipsius testatoris extremam voluntatem pactis et adimpletis memoratus testator omnia et singula sua bona excrescentia et residua vltra legata supradicta debita et expensas exequiarum eius remanentia, dedit et legauit pro tertia parte fabrice ecclesie Beate Marie Antwerpiensi et pro reliquis duabus partibus fabrice ecclesie Beati Jacobi maioris in eodem opido Antwerpiensi situate, ita tamen vna pars ab illis duabus partibus cedat structure et edificationi eiusdem ecclesie Sancti Jacobi, alia vero pars ad augmentum diuini cultus in eadem ecclesia, sicut ad septem horas canonicas decantandas, applicande post obitum suum et uxoris sue et non prius, instituens dictas fabricas suos universos proprietarios, universos et legitimos heredes cunctis de causis eum ad hoc mouentibus. Itaque si aliqui redditus sui fuerint quitati vel redempti quod tunc pecunie inde prouenientes citius quam poterunt ad similes redditus prioribus, debeant applicari. Et in euentu quo dicti executores venderent aliqua clenodia vel vtensilia domus similiter tales pecunie conuertentur in bonis hereditarys et perpetuis. In omnibus tamen semper saluo quod in predictis bonis uxor sua Katherina Coels habebit vita sua continuante vsufructum sine cuiuscumque contradictione. Eligens honorabiles viros et discretos Johannem Segeri magistrum fabrice Beate Marie prefate opidi Antwerpiensis, Arnoldum vanden Vekene et Johannem Huuen magistros prefate fabrice ecclesie Beati Jacobi apostoli in suos executores presentis testamenti. In quorum manibus et potestate libere omnia et singula sua bona supradicta, poni et deduci voluit, vt eis mediantibus, suum presens testamentum cum omnibus suis clausulis necessarys et oportunis adimpleant et perficiant realiter et cum effectu. Quibus quoque executoribus cuilibet pro retributione suorum laborum, legauit duos florenos currentes dans et concedens eisdem suis executoribus plenariam et omnimodam potestatem supradicta bona sua apprehendendi, manutenendi, defendendi et singula faciendi vt veri et legitimi executores facere, dicere et exequi valent et debent ac tenentur, ac que in huius omnis executionis negotio necessaria fuerint et quandolibet oportuna. Prouiso tamen quod Katherinam Coels eiusdem Bartholomei testatoris quondam vxorem legitimam in suo jure teneant, tueantur et defendant quandiu in humanis vixerit. Post cuius obitum fructus, proventus et emolumenta predictorum bonorum cedent et aduenient prefatis fabricis et non prius. De et super quibus omnibus et singulis supradictus testator Bartholomeus petyt a me notario publico subscripto sibi fieri unum instrumentum publicum vel plura instrumenta publica in meliori forma. Acta fuerunt hec in camera posteriori bassa domus inhabitationis prefati testatoris juxta prefatam Beati Jacobi maioris apostoli ecclesiam in Kipdorp situatam opidi Antwerpiensis sub anno, indictione, mense, die et pontificatu quibus supra, presentibus ibidem honestis et discretis viris Hectore Clincke, Ghysberto vanden Weele et Oriane Polderman, opidanis et incolis opidi Antwerpiensis testibus fide dignis ad premissaspecialiter vocatis et rogatis. Et ego Petrus Albi, clericus Tornacensis diocesis, publicus apostolica cautoritate notarius, omnia premissa omnibus et singulis dum sicut prescribuntur per dictum testatorem agerentur et dicerentur vnacum prenominatis testibus presens interfui eaque sic fieri vidi et audiui. Ideo hoc presens publicum instrumentum manu alter siufideliter scriptum exinde confeci, subscripsi et publicaui signoque et nomine meis solitis et consuetis signaui in fidem, robur et testimonium eorumdem rogatus specialiter et requisitus. |
|