De Vlaamsche School. Jaargang 32

Tentoonstelling voor schoone kunsten te Gent.

De driejarige tentoonstelling, te Gent, op 15 Augustus geopend, komt ons wat de schilderkunst betreft, min belangrijk voor dan hare voorgangster; wij treffen er talrijke oude kennissen aan, en ook onder de nog al menig vuldige beeldhouwwerken zien wij er verschillige voor de tweede maal; klein in getal zijn de bouwkundige teekeningen, en die weinige hangen dan nog te zoeken op eene bovenzaal, tusschen eenige plaatsneden en andere teekeningen.

De beeldhouwers kregen even als verleden jaar te Antwerpen den voorrang; hunne werken zijn zeer gunstig geplaatst in de voorzaal, terwijl grootere stukken eereplaatsen bezetten in de verschillende zalen. Daar zien wij den Paardentemmer van Th. Vinçotte (zie blz. 83), de Fonteingroep van J. Lambeaux, Het nest van I. De Rudder, de Rustende os van L. Mignon, een meesterstuk, in brons gegoten te Brussel bij H. Luppens, en bestemd voor het Handelsgebouw te Luik, geboorteplaats van den uitvoerder.

Van G. Geefs (Antwerpen) bewonderen wij een fraai bronzen standbeeldje, de Stad Antwerpen voorstellende, alsook een goed gelijkend borstbeeld van den pianist Potjes. Goede koppen en portretborstbeelden hebben wij aan te teekenen van E. Cantillon, A. Chainaye, J. De Keyser, P. De Vigne, J. Dillens, J.M. Gaspar, J. Herain, G. Rombaux, A. Van den Kerckhove, allen te Brussel of in de voorsteden der hoofdstad gevestigd. Eene Bacchante en een Vrouweborstbeeld vol verdiensten van de juffrouwen H. en A. Van den Kerckhove mogen wij niet vergeten, evenmin als het goed gelijkend portret van den toondichter J. Mertens door J.A. Van den Kerckhove, dat wij elders nog zagen. De door J. De Vigne tentoongestelde koppen zijn die van de beelden van Breidel en de Coninc, door hem uitgevoerd voor de stad Brugge.

Voorts hebben wij van C Godebski (Parijs): portret van wijlen J. Servais, in marmer; van O. Maes (Dendermonde): portret van een luitenant-generaal, in marmer De bronzen borstbeelden van J. de Borchgrave door L. Mignon, en van den hoogleeraar P.J. Van Beneden door J. Willems, zijn allerbest gelukt

De Gentsche beeldhouwers L.J. Mast en D. Van den Bossche leveren goed gelijkende portretten; van den eerste hebben wij een pleisteren borstbeeld en eene Bacchante, van den tweede, de portretten van E. Morel en van d^r. D. Van Monckhoven, alsook eene bronzen groep, Nimf en Pan, voor de verloting bestemd; de half verheven beeldwerken de Geschiedenis der beeldhouwkunst: Egypte, Griekenland, Rome en de middeleeuwen, van L. Van Biesbroeck, zijn goed opgevat en bewerkt, even als zijn pleisteren beeld Mignon.

Tusschen de Antwerpsche beeldhouwers moeten wij met lof vermelden L. Dupuis, A. Van Beurden, F.C. Van Luppen en J. Weyns.

Godsdienstige beelden zijn weinig in getal. J. Antoine (Laeken) zond een Joannes den dooper, en J. De Keyser (Brussel) borstbeelden van David en van St.-Jan, in brons en in gebronsd pleister.

J. Del Siena (Brussel) geeft een welgelukt Saphobeeld te zien en G. De Vreese (idem), David het hoofd van Goliath aan het volk vertoonende; een Toovenaar, pleisteren standbeeld van E. Deplechin (Rijssel), behoort ook bij de degelijke werken vermeld te worden; G. Van der Linden, een Antwerpenaar, te Leuven gevestigd, beitelde een marmerbeeldje, een Pruilend kind voorstellende, terwijl F. Van Havermaet (St.-Nicolaas) ons De rust vertoont; het fraai marmerborstbeeld van mev. de gravin de Lalaing, door Th. Vinçotte, schijnt ons wat al te vlak en vlok bewerkt.

Bij de opening der tentoonstelling was de catalogus niet volledig; derhalve zijn van sommige schilderstukken de namen ons onbekend. Tusschen de werken van Fransche meesters hebben wij reeds de navolgende merkwaardige aangeteekend: Kaled, van A. Agache; Asschepoetster, van J. Bertrand; Justinianus, eene monumentaal schoone schilderij, van J.J. Benjamin-Constant, die men veel beter zou geplaatst hebben ten einde van de middenbeuk, waar thans het raadselachtig doek hangt van C. Montald (Gent), den Strijd van het menschdom voorstellende; De kunstrechters, van H. Gervex, is eene welgelukte samenstelling, die wij echter wat meer zouden willen afgewerkt zien; de Liedjesventer te Parijs, van V.G. Gilbert, is eene puike schilderij te noemen, even als het Avondfeest, van J. Beraux.

[p. 144]

De Paaschavond, een koster die kerksieraden poetst, van Martin-Kavel, mist diepte en waarheid: moet die koster, hoe vlijtig ook, heel dien boel in orde brengen, dan krijgt hij vast met Beloken-Paschen nog niet gedaan; A. Moreau geeft ons goed getypeerde schaakspelers te zien in zijn stuk getiteld: In het prieel. Al de voornoemde schilders wonen te Parijs, even als V. Brozik, een Oostenrijker, die verleden jaar te Antwerpen zoo grooten bijval genoot met zijne Veroordeeling van Jan Hus.

R. van der Weyden.
Teekening en houtsnede van Ed. Vermorcken.

Hier heeft hij: Rudolf II bij zijn alchimist, alsook een goed geschilderd vrouweportret.

E. Carpentier, ook nog immer te Parijs gevestigd, heeft eene uitmuntende schilderij gemaakt:

Mevrouw Roland te St.-Pelagie die door licht vrouwvolk wordt bespot; Het wed, eene herinnering aan Bretanje, is mede zorgvuldig gepenseeld; de welgetroffene Zeebonken, van mev. V. Demont-Breton (Montgeron), een puik stuk, is aangekocht voor het stedelijk museum van Gent.

Onder de verdienstelijkste schilderstukken van Vlaamsche meesters, dien naam waardig, tellen wij: De landverhuizers, van E. Farasijn, een groot stuk, dat ons hier veel meer bevalt dan in Antwerpen. In het uitmuntend geschilderd stuk van Karel Ooms (zie blz. 105) verlangden wij meer samenhang; ook bij H. Schaefels bestaat zoo wat hetzelfde gebrek: het hoofdonderwerp treft den toeschouwer niet genoeg; beiden geven ons echter twee zorgvuldig bewerkte bladzijden oudheidkunde, de eerste aan kleedij en wapentuigen, de tweede voor wat betreft den scheepsbouw; K. Verlat heeft twee puik geschilderde meisjes onder eenen regenscherm, getiteld: Een dag van St.-Medard, voorgesteld; hij bekleedt de eereplaats der tentoonstelling.

J. Stallaert (Brussel), De blinde en zijn gids door honden aangevallen, ontleend aan Homerus, is een talentvol stuk, grootsch van samenstelling, maar niet genoeg naar de natuur gezien. A. Struys, Teleurstelling, is eene zeer oude kennis (zie 1879, blz. 99 en 119).

B. Van Hollebeke (Brussel) ontzag zich geene moeite om een groot geschiedkundig doek te schilderen, voorstellende de Laatste oogenblikken van J. Breughel, bijgenaamd de fluweelen; het geheel gaat mank aan samenhang van kleur en wordt daardoor gedeeltelijk raadselachtig.

H. Timmermans maakt hier een goed figuur met zijne Beeldhouwerswerkplaats, reeds in Antwerpen gezien; dat is ook het geval met den Wever, van J. Van Snick, van Nieukerken, die hier nog een verdienstelijk stuk heeft, getiteld: Gedwongen verkoop; P. Verhaerts Verliefde is rijk van kleur; F. Van Kuyck is oprecht geestig met zijn Meê naar 't varken: eene lachende boerin, die een schreiend kind in eene mand draagt en, om het bang te maken, dreigt het bij het varken te brengen; J. Wagner is veel aangenamer van kleur in zijne Jonge boerin met hoenders dan in zijn Grootvader en neef; de Asschepoetster van V. Lagye is niet genoeg afgewerkt, zeer verdienstelijk van toon, maar fletsch van kleur.

(Wordt voortgezet.)