De Vlaamsche School. Jaargang 32
(1886)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdRogier van der Weyden, 1400+1464.Rogier van der Weyden, de eerste en de voornaamste schilder van dien naam, aanschouwde het eerste daglicht te Doornik, ten jare 1400. Een kwart eeuws geleden, kon men niet zoo stellig de geboorteplaats van den kunstenaar bepalen. Volgens de heer A. Wauters, archivist te Brussel, toen meende, werd hij waarschijnlijk in de hoofdstad van Brabant geboren. Wijlen de heer B. Du Mortier vond echter in een oud register der schildersgilde van Doornik eenen Rogelet of Rogier de le Pasture aangeschreven, geboortig van dezelfde stad, en vermeld den 5n Maart 1427Ga naar voetnoot(1) als leerling van Robert Campin, den 1n Augustus 1432 als meester. Niet ongegrond scheen aldra de veronderstelling, dat de naam van der Weyden wel de vertaling van de le Pasture kon zijn. Nieuwe ontdekkingen van den heer Pinchart in het Doorniksch archief veranderden de veronderstelling in onbetwistbare zekerheidGa naar voetnoot(2). Volgens den heer A. Wauters was van der Weyden gehuwd met Elisabeth Goffaerts; welnu, verscheidene akten toonen | |
[pagina 145]
| |
De afdoening van het kruis, door Rogier van der Weyden, in het Escuriaal.
Rogier de le Pasture te gelijk met zijne echtgenoote Elisabeth Goffaerts, als renten bezittend op de stad Doornik, in andere woorden, de echtgenoote van de le Pasture is dezelfde als de vrouw van van der Weyden. Daarenboven vermeldt een rekeningboek der Doorniksche schildersgilde, eene betaling voor de waskaarsen bij het St.-Lucasbeeld geplaatst, ter gelegenheid van den lijkdienst van meester Rogier de le Pasture, geboortig van deze stad en woonachtig te Brussel: ‘pour les chandelles qui furent mises devant saint Luc, à cause du service de maistre Rogier de le Pasture, natif de cheste ville de Tournai, lequel demourait à Bruxelles.’ Er bleef dus geen twijfel meer over, de le Pasture van Doornik is dezelfde als van der Weyden, later te Brussel gevestigd. Hij was, gelijk wij hoorden, leerling van Robert Campin, en niet van Van Eyck, zooals Wauters voorgaf, tenzij men veronderstelle dat hij beiden voor meesters had. Het magistraat van Brussel stelde in 1436 Rogier aan tot ambtelijken schilder der stad, eenen post dien hij bekleedde tot aan zijnen dood, in 1464. Talrijke en talentvolle werken maakten des kunstenaars naam tot verre over de grenzen bekend; bij eene omreize in Italië werd hij daar als een vorst der kunst ontvangen en gehuldigd. Bij de Italiaansche schrijvers heet, hij Rogerius Gallicus, Rogel Flandresco, Ruggieri de Brugis. Gozewien, kleinzoon van onzen Rogier, de beeltenis zijns grootvaders op een zijner eigene tafereelen afmalend, herinnerde in een opschrift dat men hem den Apelles zijner eeuw noemdeGa naar voetnoot(1). ‘Een groot schilder’ heette hij ook in den mond van den beroemden Albert Dürer, en de dichter Lampsonius riep opgetogen uit: ‘O meester Rogier, welk een eenig kunstenaar waart gij!’ Die vleiende beoordeelingen werden uitgelokt door de schilderingen, ten stadhuize van Brussel uitgevoerd. De ambtelijke schilder van Brussel vervaardigde namelijk in die hoedanigheid, benevens meer andere tafereelen, ter versiering der raadskamer van het stadhuis, vier groote stukken, welke tot in de zeventiende eeuw de bewondering der kunstkenners verwekten, maar naderhand, men weet niet hoe, spoorloos verdwenen. De beschrijving bleef er echter van bewaard. De onderwerpen waren aan de rechtsoefening ontleend. Twee der tafereelen vertoonden trekken uit de geschiedenis of uit de legende van keizer Trajan. Op het eerste zag men aan eenen kant den keizer zijn leger stilhoudend om de klachten eener weduwe, recht eischend over den moord van haren zoon, te aanhooren; aan den anderen, de strafuitvoering van den schuldige. Het tweede bevatte insgelijks twee | |
[pagina 146]
| |
voorstellingen: eenerzijds paus Gregorius-de-Groote, des hemels genade afsmeekend voor den keizer; anderzijds, dezelfde paus, verblijd van die gunst van hierboven bekomen te hebben, het graf van Trajan openend en na vier eeuwen de tong ongeschonden vindend, die immer rechtvaardig vonnisde. Herkenbald, volgens de legende, rond 1020, een amman of magistraat van Brussel, die, ofschoon bedlegerig, zijnen eigen neef onthoofde, omdat hij eene weerlooze vrouw had aangerand, was de held der twee andere tafereelen. Een verbeeldde de bloedige strafuitvoering; op het ander zag men den strengen rechter, de hostie vertoonend, van den hemel hem aangebracht, toen de bisschop hem de communie weigerde dewijl hij geene boete wilde doen over dien doodslag. Wij zullen niet stilhouden bij de lange lijst der kunststukken, aan Rogier met min of meer recht toegeschreven; zeggen we liever een woord over een tafereel van hem, onlangs door den heer Ch. Justi in Spanje in het Escuriaal ontdektGa naar voetnoot(1). Het is een gekruisigde Christus, benevens de H. Maagd en Joannes, in gothieken trant, 3m60 hoog, 2m20 breed. Passavant dacht er reeds een werk van Rogier in te erkennen. Een inventaris der schilderijen van 't Escuriaal, in 1674 opgemaakt, en de daarin voorkomende geschiedkundige bijzonderheden, brachten den heere Justi het bewijs van de gegrondheid dezer toekenning. Rogier van der Weyden schilderde het tafereel voor de kapel van Scheut, van welke Karel-de-Stoute in 1450 den eersten steen legde. De kapel van Scheut, bij Brussel, voordezen door Karthuizers bediend, behoort thans bij het gesticht der Belgische missionarissen van Mongolië. De schilderij, door Philippus II, eenen bewonderaar van den Vlaamschen meester, aangekocht en naar Spanje gevoerd, strekte vooreerst ter versiering van eene der zalen van 't koninklijk jachtpaleis in het woud van Valsain, bij Segovië, en werd later in 't paleis van het Escuriaal ter opluistering van het altaar der sacristij benuttigd. Rond 1656, onder Philippus IV, moest de Kruisiging de plaats ruimen voor de beroemde Maagd-met-den-parel van Rafaël, en de schilderij van den ouden Vlaamschen puikschilder werd verbannen naar eenen duisteren schuilhoek achter het hoogkoor, waar men ze thans erg beschadigd aantreft. |
|