loon zijn voor de belastering eens engels. De schaamtelooze hond sprak van eenen baard. Het was eene helsche leugen - maar dit valsche weefsel zal ik verscheuren, den nijd van een boosaardigen mededinger ontmaskeren - ik wil - ik moet.
De dweepende wartaal van de alleenspraak eens opgewonden minnaars behoeft niet verder te worden herhaald. Het zij genoeg te weten, dat signor Ugo verliefder dan ooit opstond, en reeds drie kwartiers voor den vastgestelden tijd, aan het voetstuk van het ruiterbeeld van den ouden Bartolomeo Coleoni als een schildwacht op en neder draafde.
De zoo reikhalzend verwachte gondel naderde eindelijk. De patriciër gunde zich nauwelijks den tijd, om het herkenningsteeken uit te stamelen, stortte in de gondel en - vond ze ledig. De gondelier trok en schudde den sprakelooze bijna een kwartier aan den arm, om hem te beduiden, dat de madonna hem in hare woning verwachtte, voor hij de blijde boodschap begreep. Toen was hij weder van verrassing en ongeduld buiten zich zelve. Men verhaalt, dat hij zijne voeten en zijn Spaanschen rietstok vast op den grond drukte, om de gondel toch feller voort te stuwen. Waarlijk, donna Theresa had geen ongelijk, toen zij den jongen man de woorden: ‘de dwaas uit liefde,’ tot verkenningswoord gaf.
De gondel slingerde zich door de met den zwarten sluier des nachts bedekte kanalen en onder de Ponte de Sospiri heen, naar buiten; de Riva degli Schiavone, het Dogenpaleis, de Zecca schitterden van den flikkerenden gloed der rondom in ijzeren ringen brandende fakkels. Nu eens door het roodachtige schijnsel bestraald, dan weder in diepe schaduw gehuld, zwierden duizende maskers langs de kaai, en, evenals het doffe geloei van een naderenden storm, gleden de suizende, verwarde stemmen der uitgelatene menigte over de golven. Enkele starren wiegden zich spiegelend in den vloed, waaraan ieder riemslag, in de wateren gedaan, phosphorische lichtstrepen ontlokte. De gondel vloog over het Kanaal, roeide om de Dogana en landde aan den zuidelijken oever der Guidecca.
- Altijd rechttoe! riep een der condottieri den uitstijgende toe.
Ugo snelde door den tuin. Bonte, lichtende glazen bollen slingerden zich als festoenen door de boomen heen en verspreidden een vreemdsoortig licht over de, tusschen de bloeiende boschjes zich vertoonende, marmeren beelden, en op de zich naar de starren verheffende stralen der fonteinen.
De patriciër betrad den drempel van het marmeren paleis - geen levend wezen liet zich zien. Zware zijden stoffen, edelgesteenten, verguldsel, door meesterlijke handen vervaardigde schilderstukken, vertoonden zich in alle pracht aan de muren. Zonder zich aan de beschouwing der rondom verspreide schatten op te houden, ijlde signor Ugo haastig door de rijen van de zalen, waarvan ieder de voorgaande in pracht en luister overtrof, rukte eindelijk de laatste deur open - en aanschouwde de beheerscheres van dit tooverpaleis. Zij rustte in eene nis op een met goud doorwerkten divan. Vreemde, zeldzame bloemen wiegden en bogen van alle zijden hare schitterende kelken, even alsof zij hare koningin wilden huldigen, op en neder. Hetzelfde zwarte gewaad, waarin Ugo haar voor de eerstemaal aanschouwd had, omsloot hare schoone leden, maar ook evenals toen, bedekte het halve masker en de kostbare bonta haar gelaat.
De jonge Gricci vloog naar de geliefde toe, zonk voor haar op de knieën en drukte de blanke hand, aan welker vinger zijnen ring glinsterde, vurig aan zijne lippen.
- Theresa! zuchtte hij, in zalige verrukking, tooveres, hoe bovenaardsch schoon zijt gij. Werp uw masker weg en laat mij uw bevallig gelaat in al zijne bekoorlijkheid aanschouwen.
- Eisch het niet, leven van mijn leven, antwoordde Theresa, ik smeek u. Uwe liefde zal verkoelen, wanneer gij mijn gelaat aanschouwt. Och! moet ik dan de smartelijke bekentenis herhalen, dat ik niet schoon ben?
- Geliefde! riep Ugo uit, hoe kunt gij uwe eigene bekoorlijkheid lasteren! Neem het weg, dat nijdig masker, ik bezweer het u.
- Wat zoude ik u kunnen weigeren, mijn vriend? zuchtte donna Theresa, en maakte de banden van het masker los.
Als door den bliksem getroffen, deinsde de patriciër eenige schreden terug. Ach! de bespieder had de vreeselijke waarheid gesproken: donna Theresa was leelijk, afschuwelijk leelijk. Noch de vuurroode moedervlek op de linkerwang, noch de donkere, zich op de bovenlip uitspreidende schaduw was verdicht. Door welke boosaardige tooverij bekwam eene zoo schoone gedaante een zoo misvormd gelaat? Ugo bedekte zijn gelaat met beide handen; hij dacht aan den vorigen avond in de gondel, aan zijne gedroomde zaligheid - alles, alles was vernietigd!
- Wat is het, mijn Ugo, mijn dierbare vriend? vroeg donna Theresa, en breidde hare armen verlangend naar den terugbevende uit. Hoe! mijn voorgevoel is dan bewaarheid? Uwe liefde is vervlogen, nu gij mij ziet, zooals ik ben! Ugo, het is niet mogelijk! Ik bemin u meer dan mijn leven! Mijne goederen, mijne schatten zijn alle de uwe - neem alles - maar, in Gods naam, verlaat mij slechts niet!
- Ik ben de ongelukkigste sterveling, zuchtte de patriciër; ik ben strafbaar, daar ik de zalige misleiding moedwillig vernietigde - maar ik kan u niet door bedrog misleiden, madonna! Behoud uwe schatten - vaarwel - en vergeet eenen ondankbare.
Als een vertwijfelde stormde hij het huis uit, en ijlde, zich diep ongelukkig gevoelende, langs den oever. Toen traden twee mannen van een onheilvoorspellend voorkomen uit de duisternis te voorschijn, en grepen signor Ugo woest aan.
- Wat wilt gij? Wien zoekt gij? vroeg hij, terwijl hij de hand aan den dolk sloeg.
- U, excellenza! in den naam van het heilig officie, gij zijt onze gevangene; geef u gewillig over.
Had de smadelijke misleiding niet de kracht van den nobile gebroken, hij zoude bezwaarlijk zoo gewillig aan dezen eisch voldaan hebben. Door smart nedergebogen, ontgleed zijne hand aan het wapen, en zonder een woord te spreken, liet hij zich door de dienaren des gerechts binden en blinddoeken. Zij voerden den gevangene in eene gondel, en landden na een half uur aan; signor Ugo klom verscheidene trappen op. Het rammelen van een bos sleutels gaf de nabijheid van den gevangenbewaker te kennen; een verroest slot werd geopend - de deur sloot zich achter hem. - De patriciër bevond