De Vlaamsche School. Jaargang 32(1886)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Artevelde. I. Geen wol; geen werk; geen uitkomst meer te wachten! Hoe 't oog naar England zag, geen enkel zeil! Weldra steeg de armoe tot het hoogste peil, En Vlaandrens graaf was doof voor Vlaandrens klachten. De Franschgezinden zagen het en lachten; Doch Artevelde bracht den werkers heil: Hij had voor 't vaderland zijn leven veil, Voor 't Vlaamsche volk zijn beste zielekrachten. Wat ook weerstond, zijn kloeke geest verwon; En koestrend scheen weldra de vrijheidszon, Waar hij 't gezag als eerste ruwaard voerde. Slechts hij nog werd als opperhoofd erkend; En hoe vol sluwheid de afgunst hem beloerde, Het volk aanbad den wijzen man van Gent. II. En Vlaandren bloeide. Ach! Leliaards en Gallen Gebruikten list en valschheid, - licht geloofd Wordt lastertaal! - en 't oproer hief het hoofd: Het volk dorst naar den held de vuisten ballen. Hoor, in de stad bloedgierge kreten schallen! Was 't oude Gent van ziel en zin beroofd? Was alle plichtbesef er uitgedoofd? Zou, als een martelaar, de ruwaard vallen? Zijn liefde was den Vlaming toegewijd; Zijn leven was een onverpoosde strijd, Opdat het land de vrijheid zou verwerven. Vergeefs!... Zijn stemme werd in bloed gesmoord! Hij stierf, zooals uw beste vrienden sterven, O volk, door u in blinde drift vermoord! Leonard Buyst. Brussel, 1885. Vorige Volgende