De kunst is eene vrouw door minnenyd geplaegd.
Wie zy eens heeft bemind en hare gunst geschonken.
Die mag geen' andre vrouw belonken;
Noch roem bejagen die aen haer niet zy gevraegd.
De medevryster, die haer nyd meest kan ontsteken.
Heet Politiek, een koele trotsche maegd,
Die uit de ziel natuer en mildheid jaegt.
Bemin die niet; - de kunst zou haest zich wreken,
En d'eedle dichterharp in uwe handen breken!
Waarlijk! het was voor ons eene blijde mare, dat de heer de Mont zich hij tijds uit de partijwoelingen teruggetrokken en de staatkundige bemoeiingen had laten varen, om de kunst getrouw te blijven. Zijne dichterlijke voortbrengsels volgden elkander van dichtbij op, en aan bijval ontbrak het hem voorzeker niet. Aangenaam verraste het ons, toen wij dezer dagen, wegens de redactie der Vlaamsche School, een nieuwen bundel van hem ontvingen, getiteld: Op mijn Dorpken, korte vertellingen.
In den beginne verkeerden wij in den waan, dat de schrijver weer een nieuw voortbrengsel zijner vruchtbare dichtader had geleverd; en ja, wij stonden eenigszins verbaasd, dat hij ditmaal een boekdeel proza in het licht had gezonden, bevattende een achttal korte, maar puike vertellingen, herinneringen uit zijnen jeugdigen leeftijd, zeer eenvoudig en gemoedelijk verhaald. In eenen adem hebben wij het boekje ten einde gelezen - iets wat bij ons slechts hoogst zelden het geval is, - en inderdaad! wij zouden, na die lezing, niet kunnen verklaren, welke der vertellingen de voorkeur verdient; allen, van de eerste tot de laatste, hebben ons ten zeerste bevallen; velen ervan hebben ons herinneringen uit onze eigene jeugd voor den geest geroepen, en dit zal bij menigen lezer ook wel het geval zijn.
Wij danken den schrijver, dat hij zijne verhaaltjes niet in stijve hexameters of rijmlooze jamben, maar wel in keurig, vloeiend proza heeft opgedischt. Om zijn werk lezenswaardig te maken, had hij niet noodig naar grove, onwaarschijnlijke effecten te zoeken, zooals deze of gene romanfabrikant, welke allerlei onnatuurlijkheden, uit vreemde schrijvers bijeengescharreld, in onze vaderlandsche literatuur binnensmokkelt, metterhaast een zoogezegd ‘hedendaagsch verhaal’ samenflanst, onder alle opzichten verwaarloosd; en dan, zelve overal onbeschaamd gaat uitbazuinen, dat hij een echt geniaal werk, een wezenlijk meesterstuk heeft voortgebracht!....
Dergelijke middelen heeft Pol de Mont aan de onmachtigen overgelaten. Hij heeft zijn eigen hart geraadpleegd en ons het natuurlijke, in frissche kleuren, afgeschilderd. - Maar hoe gunstig onze denkwijze over zijn nieuw werk ook zij, toch vinden wij er iets in af te keuren, namelijk het gebruik der lange s voor s. Soortgelijke nieuwigheden beschouwen wij hoegenaamd niet als verbeteringen onzer taal. Wel brengen zij ons eene schrede nader tot de Hoogduitschers; maar wij zijn Nederduitschers, en dit moeten wij blijven.
Het tweede boekje, ons ter beoordeeling toegestuurd, is getiteld: Napoleon-cyclus en heeft voor schrijver dr. L. Simons, leeraar bij het koninklijk atheneum te Leuven.
Wij roepen den heer Simons een welgemeend welkom toe, want al hebben wij reeds vroeger zijnen naam onder enkele dichtstukjes opgemerkt, het is thans de eerste maal, denken wij, dat hij eenen bundel uitgeeft, en als eersteling bezit zijn werkje onbetwistbare verdiensten.
De dichter heeft in de geschiedenis der Napoleons een forschen greep gedaan, en, in een honderdtal bladzijden, er al de voornaamste feiten uit samengevat, van aan de opkomst des eersten Napoleons, tot en met den val van den laatste.
Menig tafereeltje, dat hij voor ons oog ontrolt, is stout opgevat en goed bewerkt. Geeselt hij terecht de Napoleons, hij heeft ook eenen traan van meegevoel voor de ongelukkige keizerin-weduwe, weenend bij het lijk van haar eenig kind. Jammer dat zijne over het algemeen schoone verzen, doorgaans al te veel gekapt zijn, en daardoor zelve soms eenigszins stroef en onduidelijk worden.
Vrij van dit gebrek is de volgende brok, welke wij uit het gedicht Vrijheid overnemen:
'k Groet u, eeuw, de negentiende,
Eeuw, waardoor de zon der vrijheid
Koestrend heenstraalt wijd en zijd!
Lang genoeg, o denkend menschdom,
Snaktet gij naar vrije lucht,
Zaagt gy 't helder blauw des hemels,
't Hoopvol blauw, aan met een zucht.
Zonen onzer eeuw, de hoofden
Juicht gij allen, die het menschdom
Hooger acht dan 't slaafsche dier;
Die aan adel van gezindte
Kennis van 't verleden paart,
Niet uw moeder hoont de vrijheid,
Maar de toekomst kalm bestaart.
Rustloos stormt ge, mensch, door 't leven
En verdooft de stage klacht,
Daar gij zorg en jaren sloopen
Voelt uw geest- en lichaamskracht.
Zie het doel van al uw sloven!
't Is ten bate van 't geheel.
Van het edelaardig menschdom
Zijt gij 't onafscheidbaar deel;
't Menschdom, welk in 't licht der vrijheid
Voortrukt op vooruitgangsbaan;
Altoos strijdend en herlevend,
Naar 't Excelsior steeds strevend
Door den geest, die blijft bestaan.
De twee werkjes. Op mijn Dorpken zoowel als de Napoleon-cyclus, zijn bij P.A. Geurts, te Nijmegen, allerliefst gedrukt en door den onvermoeibaren heer De Seyn-Verhougstraete, te Roeselare, uitgegeven.
J. Staes.