De Vlaamsche School. Jaargang 32
(1886)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 37]
| |
Antoon Van Dyck, 1599 + 1641.
Teekening en houtsnede van Ed. Vermorcken.
Reeds in 1856 gaf de heer P. Génard, in de Vlaemsche School, belangrijke inlichtingen over dezen beroemden Antwerpschen kunstschilder, benevens de juiste aanwijzing van zijn geboortehuisGa naar voetnoot(1), Grootemarkt, nr 4 (vroeger bij de Oude-Koornmarkt gerekend), tegen welks gevel, sedert 1885, door de zorg van het Antwerpsch gemeentebestuur, een gedenksteen is geplaatst, met het opschrift: Geboortehuis van Antoon Van Dyck, kunstschilder, 1599-1641. Ons tijdschrift gaf in 1859, blz. 161, eene zeer fraaie teekening van Van Dycks standbeeld te Antwerpen, gemaakt en kosteloos aan de stad geschonken door wijlen L. De Cuy- | |
[pagina 38]
| |
per. Onafgebroken heeft de Vlaamsche School alles aangeteekend, wat nopens Van Dyck sindsdien is aan het licht gebracht en ook verschillende plaatsneden naar zijne werken medegedeeld, onder andere, in 1856, blz. 129, De nood Gods, wesaangaande eene terechtwijzing te lezen is op blz. 160 van denzelfden jaargang; 1860, blz. 194, Vrouweportret; 1861, blz. 141, Christus aan 't kruis; 1866, blz. 85, De graflegging van Christus; 1871, blz. 40, Oratius Gentilescius. Over den grooten meester kunnen met vrucht de volgende werken worden geraadpleegd: OEuvres de P.P. Rubens et A. Van Dyck ou recueil des principaux tableaux de ces deux peintres, gravés par Sc. B. à Bolswert, Vorsterman, P. Pontius et autres artistes, met eene geschiedkundige inleiding, Amsterdam, Buffaet zoon, 1808, groot in-folio, met 88 platen, uitgegeven door den portretschilder G.H. Hodges; M.F.V. Goethals, Lectures relatives à l'histoire des sciences, des arts, des lettres, des moeurs et de la politique en Belgique, Brussel, 1837; Historische levensbeschrijving van P.P. Rubens, door V.K. Van Grimbergen, Antwerpen, L.J. De Cort, 1840; J. Immerseel, De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche schilders, enz, 1842-43, 3 d.; C. Kramm, idem, 1856-63, 6 d.; Catalogue du musée d'Anvers, door J.A. De Laet, P. Génard en Th. Van Lerius; W.H. Carpenter, Pictorial notices consisting of a memoir of sir Ant. Van Dyck, with a descriptive catalogue of the etchings executed by him and his contemporains, collected from original documents, Londen, J. Carpenter, 1844, in-4°, met 2 portretten en handschrift; W.H. Carpenter, Mémoires et documents inédits sur Ant. Van Dyck, P.P. Rubens et autres contemporains, publiés d'après les pièces originales, uit het Engelsch vertaald door L. Hymans, Antwerpen, J.E. Buschmann, 1845, gr. in-8°, met 2 portretten op eene plaat en handschrift; P. Génard, Les grandes familles artistiques d'Anvers (Revue d'histoire et d'archéologie), d. i, blz 106, Brussel, 1859; C J. Hansen, Lofspraek op Ant. Van Dyck, Gent, I.S. Van Doosselaere, 1865, in-8o; P. Rendelle Head, Van Dyck and Hals, Londen, Sampson Low., 1870, in-8°; A. Houzé de l'Aulnoit, Notice sur un tableau de Van Dyck appartenant aux hospices de Lille, Rijssel, drukkerij Danel, 1864, in-8° (Mémoires de la Société des sciences, enz., Rijssel); A. Michiels, A. Van Dyck et ses élèves, met 5 sterkwaterplaten van den meester, overgebracht bij middel der heliogravure en 16 andere platen, Parijs, H. Loones, 1881, gr. in-8°; Van Dyck-album, 10 lichtteekeningen, met tekst van Fr. Eggers, 1864, Berlijn, G. Schauer, in-4°; Eaux-fortes d'Ant. Van Dyck, overgebracht en uitgegeven door Armand Durand, Parijs, 1875, met tekst van G. Duplessis; J. Von Szwykowski, Anton Van Dyck's Bildnisse bekannter Personen, overgedrukt uit het Archiv für die zeichnenden Künste; G. Vallardi, Cenni storico-artistici sul, Milaan, 1844, in-4°; Fr. Wibiral, L'iconographie d'Ant. Van Dyck d'après les recherches de H. Weber, met 6 steendrukken van oude papiermerken, Lpz, A. Danz., 1877, gr. in-8°; Frans De Potter en Jan Broeckaert, Antoon Van Dyck en zijne werken, bekroond door de koninklijke academie van België den 12n Mei 1873, Brussel, drukk. van F. Hayez, 1874; Een werk bekroond door onze koninklijke academie (kritiek op het vorige werk), Gent, F.L. Dullé-Plus, 1874; Edg. Baes, Le séjour de Rubens et de Van Dyck en Italie, bekroond door de koninklijke academie van België, 1878, Brussel, F. Hayez; Jules Juifferey, Antoine Van Dyck, sa vie et son oeuvre, met platen, Parijs, Quartier, 1881; M. Rooses, Geschiedenis der Antwerpsche schilderschool, met platen, Gent, Ad. Hoste, 1879; F. Jos. Van den Branden, Geschiedenis der Antwerpsche schilderschool, Antwerpen, J.-E. Buschmann, 1883. Voorts zijn bijdragen betreffende Van Dyck en zijne werken te vinden in het Journal des beaux-arts, van 1851, 1864, 1873 enz.; het tijdschrift La Renaissance, 5e deel; A. Van Hasselt, L. Gallesloot enz., in de Annales de l'académie d'archéologie de Belgique, deel i, xx, xxii en xxiv; het Panthéon national; de Collections de portraits d'artistes; in L'Iconographie; in de Biographies générales; in Woltmanns Aus vier Jahrh. niederl.-deutscher Kunstgeschichte; in de Biographie nationale, van Ad. Siret, Brussel, 1877, enz. De heer J. Staes was, naar wij vermeenen, de laatste die eene beknopte levensschets van A. Van Dyck in het licht gaf, en dit wel in zijn bekend werk over Antwerpsche reizigers, (uitgever H. Janssens, Kerkstraat, nr 38, te Antwerpen). Wij nemen de vrijheid daaraan het volgende te ontleenen: ‘Van Dyck was den 22n Maart 1599 geboren, en de zevende van twaalf kinderen. Van jongs af legde hij zich op het beoefenen der schilderkunst toe Bij zijne eerste reis naar Londen, toen hij slechts 22 jaren oud was, vond hij daar het gewenschte onthaal niet en keerde spoedig naar zijne moederstad terug. Nu ondernam hij eene reis naar Italië, waar hij de bijzonderste steden bezocht en zich in de kunst volmaakte. Te Rome was hij gehuisvest in het paleis van den kardinaal Bentivoglio, wiens portret hij vervaardigde. Het liefst verbleef hij te Genua, waar hij talrijke portretten schilderde Na eene vijfjarige afwezigheid kwam hij naar Antwerpen weer; maar dewijl hij er niet naar verdienste gewaardeerd werd, aangezien Rubens aller aandacht tot zich trok, begaf Van Dyck zich in 1632 eene tweedemaal naar Engeland, waar men ditmaal aan zijn talent recht liet wedervaren. Koning Karel I overlaadde hem met weldaden en sloeg hem zelfs tot ridder; bestellingen kreeg hij meer dan hij verlangde, want al de voornaamste personen wilden hun portret van zijne hand bezitten. Hij won geld in overvloed en leefde inderdaad op eenen prinselijken voet; maar stroomden hem de rijkdommen als het ware van zelve toe, hij verteerde ze even gemakkelijk. Antoon Van Dyck trouwde Maria Ruthven, de dochter van eenen geneesheer; wel was zij aan adellijke familiën vermaagschapt, doch zoo onbemiddeld, dat de koning voor haren bruidschat moest zorgen. Kort daarop brak in Engeland de omwenteling los, welke dien ongelukkigen vorst naar het schavot moest voeren, en Van Dyck vertrok met zijne jonge vrouw naar Antwerpen, waar hij haar aan zijne familie voor- | |
[pagina 39]
| |
stelde. Hier vernam hij dat Lodewijk XIII voornemens was, de groote galerij van den Louvre met schilderingen te doen versieren, en hij begaf zich naar Parijs, in de hoop, met dit belangrijk werk te zullen worden gelast; hij kwam echter te laat: die taak was reeds aan anderen toevertrouwd. Ontmoedigd toog hij naar Antwerpen terug, waar hij zich, in het begin van 1641, opnieuw voor Engeland inscheepte. Tijdens zijne afwezigheid hadden de zaken daar eene noodlottige wending genomen: lord Strafford was in beschuldiging gesteld en zijn hoofd werd door den beul afgeslagen; welhaast was Karel I gedwongen te York eene schuilplaats te zoeken. Al deze gebeurtenissen oefenden op het reeds verzwakte gestel van A. Van Dyck een nadeeligen invloed uit; zijn toestand verergerde van dag tot dag, en eindelijk stierf hij den 9n December 1641. Hij had nog niet ten volle den ouderdom van 42 jaren bereikt. Slechts acht dagen voor zijn overlijden, was zijne vrouw van haar eerste kind, een dochtertje, bevallen.’ De dood van Van Dyck is door den kunstschilder P. Kremer op doek gebracht, en Em. Noterman maakte er eene ets naar, verschenen in de Vlaemsche School van 1860, blz. 73. Van Dycks verblijf te Londen verschafte onzen beroemden N. De Keyser de stof voor eene prachtige samenstelling (zie onzen jaargang 1861, blz. 37). Voor de portretten van en naar A. Van Dyck, raadplege men het belangrijk werk: Essai d'une bibliographie de l'histoire spéciale de la gravure en Hollande et en Belgique (1500-1875), door J.F. Van Someren, uitgegeven te Amsterdam, bij Fred. Muller & c°, in het jaar 1882. |
|