pervlakte van 112,000 meters; langs drie zijden loopen breede zuilengangen onder kolossale, maar wat al te eentonige staatsgebouwen. Men vindt daar den postdienst, de beurs, de verschillende ministeriën, enz.; te midden pronkt het bronzen ruiterbeeld van koning Jozé I op een sierlijk voetstuk. De voorzijde der plaats daalt met marmeren treden tot in de rivier; aan de tegenovergestelde zijde staat eene groote, wat al te zware triumfpoort. Daaronder door gaande, komen wij in de rua Augusta, eene lange breede straat, met sierlijke winkels en welke ons op de praça do Rocio brengt, waar een bronzen standbeeld aan de nagedachtenis van keizer don Pedro is opgericht. De ruas do Ouro en da Prata zijn nog twee schoone straten, welke op diezelfde plaats uitloopen. Het is daar, dat men de prachtigste magazijnen van gouden en zilveren voorwerpen aantreft.
Ten einde de rua do Chiado staat het standbeeld van Camoens, den beroemden dichter van Os Lusiadas; kleinere beelden van Portugeesche schrijvers versieren de acht hoeken van het voetstuk. Het lot van Camoens was aan dit van vele andere muzenzonen gelijk; dat is, hij leefde en stierf arm en ongelukkig. De roem kwam eerst na zijnen dood; alsdan was zijn naam in ieders mond en was men fier op hem; maar bij zijn leven had men hem laten gebrek lijden.
Ook in het hoogere gedeelte der stad vonden wij zeer schoone straten. Op onze herhaalde wandelingen hebben wij opgemerkt, dat talrijke gevels, sommige van onder tot boven, andere slechts tot aan het eerste verdiep, met kleurige cementsteenen zijn bekleed, de meeste met blauwe, andere met roosachtige of gele teekeningen. Dit geeft aan die woningen een zeer eigenaardig voorkomen.
De huizen zijn meestal zeer hoog, hebben gewoonlijk vier verdiepen en worden bij gedeelten verhuurd; de eigenaars geven niet langer huurceel dan voor zes maanden, en dit moet telkens worden hernieuwd, zoo lang men van weerszijden tevreden is. Goedkoop is er de huur wel juist niet; wij hebben in de rua de San Francisco, eene zeer stille straat, een derde verdiep bezocht, uit vier of vijf plaatsen bestaande, dat 600 fr. per halfjaar kostte. Daar woonde een Antwerpsch huisgezin, zeer vriendelijke en gedienstige menschen, die, ofschoon zij ons niet kenden, ons niettemin met beleefdheden overlaadden. Op de tien jaren tijds, welke zij in de hoofdstad van Portugal verbleven, was het de tweede maal dat zij het genoegen mochten smaken, stadgenooten bij zich te ontvangen.
Schoone koffiehuizen, zooals wij die verstaan, hebben wij te Lissabon nergens aangetroffen; ook niet veel drankhuizen. Restauraties zijn er in 't geheel niet, evenmin als cafés-chantants. Daarentegen is er geen gebrek aan schouwburgen; wij telden er een half dozijn, waarbij een voor Italiaansche opera. Het Real theatro de dona Maria de la Gloria, aan de achterzijde van de praça don Pedro IV, is juist op de plaats gebouwd, waar vroeger het paleis der inquisitie stond. Een der laatste slachtoffers van dien beulenraad was een treurspeldichter geweest, met name Antonio Jozé. In de archieven van da Torre do Tombo, bewaart men nog geheele pakken processen-verbaal van de vonnissen dier bloedige instelling, welke zulk oneindig kwaad aan den godsdienst heeft gedaan.
Aan de haven hadden wij wel wat meer beweging verwacht, en ofschoon de reede buitengewoon schoon en gunstig heeten mag, lagen er echter niet veel schepen op anker. Wij vroegen er in het hotel, aan de spijstafel, de oorzaak van, en van verschillende zijden kregen wij ten antwoord, dat het Portugeesche gouvernement, in stede van den handel aan te moedigen, er in tegendeel slechts schijnt op bedacht te wezen, hem allerhande hinderpalen in den weg te leggen. In hoeverre die klachten gegrond zijn, hebben wij niet kunnen onderzoeken.
Op de markten zijn allerlei eetwaren te koop; er wordt weinig of niet in de straten geleurd; het meest dat wij er zagen, waren vischverkoopsters, met de gevulde ben op het hoofd. Zij dragen schier allen een kleurigen rok, doch kousen of schoenen schijnen zij niet te kennen. Op hunne bloote voeten stappen zij over de kasseien en plonsen zij, bij regenweder, door het water, zonder er zich het minste om te bekommeren; enkel lichten zij hunnen rok een weinig op, ten einde hem niet al te zeer te bekladderen.
De kleederdracht is te Lissabon, bij den burgerstand, volkomen aan de onze gelijk, en slechts zeer weinige dames dragen er nog het zwarte kanten hoofdtooisel; verreweg de meesten hebben een Parijschen hoed naar de laatste modedracht, evenals ten onzent, met een ganschen bloemenhof er bovenop, en hier en daar lazen wij boven een goed gevuld winkelraam: Modista franceza.
Ofschoon Lissabon, zonder zijne twee voorsteden: Belem en Olivaes, eene bevolking van ruim 200,000 zielen telt, vonden wij er evenwel zeer weinig drukte in de straten. Dit komt wellicht omdat het gedurig klimmen en dalen, het onophoudelijk berg op, berg af, er iemand al te zeer vermoeit. Wij bezochten er verscheidene passeios, dat zijn openbare wandeltuinen, waarvan de sierlijkste in het hoogere gedeelte der stad worden gevonden. Op de Zon- en feestdagen worden daar militaire concerten gegeven. Alzoo woonden wij, in de passeio da Estrella, een fancy-fair bij; de gansche hof was gevlagd, er werden muziekstukken uitgevoerd en, zelfs in vollen namiddag, vuurpijlen afgestoken. Volk ontbrak er niet, en het feest was volop aan den gang,