kunnen spreken. Van 's morgens af waren wij, van uit ons balkonvenster, getuigen van het gewoel op de Puerta del Sol, hetwelk, altoos even levendig, tot een eind in den nacht voortduurde. De gazetverkoopers maken er, vooral in den vooravond, een oorverdoovend leven. Fransche bladen zagen wij geen enkel, maar des te meer Spaansche, meestal klein van formaat, met vinnige artikels tegen de regeering, andere met spotprenten tegen de ministers of tegen de monniken: men kan zien dat de drukpers er eene onbeperkte vrijheid geniet.
Madrid is eene zeer groote, doch ook eene zeer gewone hoofdstad, met eene bevolking van 335,000 inwoners. Wij zouden aan de waarheid te kort blijven, indien wij verklaarden dat er, buiten het koninklijk museum van schilderkunst, veel merkwaardigs te zien is: lange breede straten, maar allen volkomen aan elkander gelijk, niet zelden berg op, berg af; hooge huizen, omtrent allen volgens een zelfde plan gebouwd. Er zijn verscheidene kerken, doch allen zijn zeer klein en onbeduidend; stoelen vindt men daar niet: gedurende de goddelijke diensten knielen of zitten de geloovigen op matten, welke op den grond liggen uitgespreid.
Het koninklijk paleis onderscheidt zich door zijne grootte. Wij werden er niet in toegelaten, dewijl het vorstelijk paar er verbleef. Op de wandelingen, welke de schoone namen van Prado, Delicias, enz., dragen, stonden boomen en planten in den steengrond te treuren; ook moest ge eens zien met wat bezorgdheid de minste paardendrek en vuilnis op de straten worden bijeengescharreld, om dien mageren grond maar eenigszins te kunnen mesten en verbeteren.
De Plaza de Oriente, vlak voor het koninklijk paleis, is een kleine halfronde wandeltuin, rondom ontsierd door een twintigtal min of meer kunstelooze beelden; maar te midden ervan staat het inderdaad prachtige bronzen ruiterbeeld van Philip IV. Het zoo sierlijk steigerende paard heeft blijkbaar tot model gediend aan het ruiterbeeld van Lodewijk XIV, dat, te Parijs, de Place de la Victoire versiert. Aan de overzijde der Plaza de Oriente is de Spaansche operaschouwburg. Er werden tijdens ons verblijf geene voorstellingen gegeven; maar El Favorita was voor een lateren datum aangekondigd.
De Plaza Mayor is eene groote vierkante plaats, rondom met colonnades, waaronder kleine winkels en kleine koffiehuizen. Het was daar, dat vroeger de stierengevechten plaats hadden, en waar ook nu en dan de brandstapel werd ontstoken, voor de ketters die ten vure ware gedoemd. Te midden der plaats staat het ruiterbeeld van Philip III. Stellig heeft de artist, die daarvan het plan teekende, als model voor zijn paard, eene merrie voor oogen gehad, die wat al te blijkbaar het spoor draagt van een bezoek bij den hengst.
Doch wij verwachten tijding van huis en gaan naar de post onze brieven afhalen. Ongelukkiglijk kwamen wij daar in den namiddag, en de postrestanten worden er slechts des morgens van 9 tot 12 ure afgeleverd. Ook wilden wij er postzegels koopen, maar die waren er niet te bekomen, en, iets wat ons niet weinig verwonderde, men verzond ons daarvoor in de tabacos of tabakwinkels!.... Wij mogen hier bijvoegen, dat de postinrichting er nog al wat te wenschen overlaat: er lagen brieven en dagbladen aan ons adres; maar dewijl wij enkel de letras en niet de diarias hadden gevraagd, gaf men ons de nieuwsbladen niet.
Madrid ziet er minder Spaansch uit dan Burgos en Valladolid. Voor de kleederdracht volgt men er meer de Parijsche mode. Wij zagen er veel meer dames met hoeden dan met mantillas, of zwart kanten sluiers op het hoofd; alleen de vrouwen uit den minderen stand houden nog aan die dracht, maar laten daartoe dan ook allerlei kleurige doeken dienen. De waaiers zijn er evenwel nog door de zonneschermen niet verdrongen.
Ook in Spanje's hoofdstad scheen ons de kennis der Fransche taal weinig verspreid: wij kochten in voorname winkels verschillende voorwerpen, die wij op onze verdere reis dachten te zullen noodig hebben; nergens sprak men Fransch.
Des avonds bezochten wij, op en nabij de Puerta del Sol, eenige groote koffiehuizen. Er komt veel volk en in sommige wordt muziek gemaakt, aan Italiaansche en Fransche operas ontleend. Men drinkt er over het algemeen meer limonade dan koffie; ook wel wijn, maar weinig bier. Dit laatste is er buitengewoon duur: voor ééne flesch cerveza del pais liet men ons twee pezetas, dat is iets meer dan twee franks, betalen. Wanneer men den mozo (koffiehuisbediende) noodig heeft, hoeft men hem niet te roepen; men klapt enkel in de handen, en oogenblikkelijk staat hij aan uwe zijde.
De calle de Toledo is eene zeer lange straat en wordt, met de talrijke er doorheensnijdende en omliggende straten, door menschen uit den minderen stand bewoond, welke er allerhande winkeltjes houden. Ook is daar eene groote overdekte markt, waar men de echte volkstypen van Madrid kan leeren kennen. Die straat bracht ons, door eene schoone poort, aan de kolossale brug, die over den Manzanares ligt. De Manzanares is die ‘prachtige’ rivier, welke door de Spaansche poëten, zoo dichterlijk is bezongen en verheerlijkt. Welnu, die heeren poëten hebben ons heel eenvoudig knollen voor citroenen verkocht, want die zoogezegde rivier is bijna teenemaal uitgedroogd; hier en daar vliet nog een streepje water, waar men gemakkelijk kan over heen springen en dat door de waschvrouwen wordt benuttigd. Zij waren er buitengewoon talrijk en ijverig aan het werk, want het is daar dat al het vuil lijnwaad van de gansche stad wordt