en fijnere stoffen van, maar in Europa bleef de zaak rusten, tot het eindelijk den Engelschen en voor korten tijd ook den Duitschers gelukte de verachte brandnetel zoo te bereiden en te spinnen, dat zij een zijde-achtig, glanzend en bijzonder sterk garen opleverde.
De eerste Duitsche fabriek werd in het jaar 1880 te Dresden opgericht, en daar wordt nu de brandnetel na eene uiterst ingewikkelde voorbereiding en behandeling, voor allerlei stoffen geschikt gemaakt. Zoo groot is zelfs de splitsbaarheid der vezels, dat men er draden maakt, welke, bij een gewicht van 1 kilogram, eene lengte hebben van 100,000 meters. Maar tegelijkertijd maakt men er kabels van, sterker dan de Russische hennep ze kan geven. De Engelsche regeering heeft er in hare arsenalen de proef van laten nemen. Zonder ze te draaien, nam men een gelijk aantal hennep- en neteldraden, welke met gewichten bezwaard werden. Het Russisch fabrikaat brak reeds bij een gewicht van 80 kilogram, terwijl het andere eerst bezweek, toen het 120 kilogram moest dragen. En ook nam men de proef met gedraaide kabels. Een netel-kabel ter dikte van 12 centimeters die uit 132 draden bestond, droeg een gewicht van 200 centenaars, terwijl een Rus van gelijke dikte reeds bij de helft van het gewicht bezweek.
Het grootste gedeelte van de grondstof, welke in de fabriek wordt verwerkt, komt uit China. In groote hoeveelheid wordt het zoogenaamde Chinagras, tusschen bamboesstokken tot groote balen geperst, uit het hemelsche rijk ingevoerd. De stengels zijn sterker en veel langer dan die van de Europeesche brandnetel, welke dan ook alleen voor fijnere stoffen kan gebruikt worden. Maar natuurlijk gaat die invoer met groote bezwaren gepaard, daar het vervoer zeer kostbaar is. Vandaar dat reeds op verschillende plaatsen proeven genomen zijn met het aankweeken der Chineesche plant. De daarmede verkregen uitkomsten zijn niet ongunstig en daarbij hoopt men ook, dat de Europeesche brandnetel zich beter zal ontwikkelen, zoodra zij niet langer als onkruid wordt behandeld, maar men zich met zorg op hare aankweeking en veredeling gaat toeleggen,
Daarom hebben reeds verschillende deskundigen zich met die zaak bezig gehouden. ‘De planten, aldus schreef de bestuurder van den plantentuin te Berlijn, moeten in het voorjaar gepoot worden. Zoodra men ze goed kan onderscheiden, steke men de netels met de schup uit den grond en brenge ze naar een lossen, omgespitten bodem over. Ook kan men met de ploeg voren trekken ter diepte van 16 centimeter, en ze daarin plaatsen, doch men zorge vooral, dat de planten goed aangedrukt en begoten worden, daar de aarde zich vast moet zetten tusschen de wortels.’
Overigens is het aankweeken van brandnetels niet moeielijk, daar zij op alle grondsoorten gedijen. In het wild vindt men ze zoowel in de bosschen en op vette landen als in zand- en moerasgronden. Evenwel houdt men het voor het best, om de brandnetels te pooten in een zwaar gemesten grond. Wel is waar ontwikkelen zij zich in het wild ook zeer krachtig, maar dan vervullen de afvallende bladeren en stengels de plaats van mest, hetgeen natuurlijk niet geschiedt wanneer zij geoogst worden.
De oogst moet plaats hebben, zoodra de brandnetels beginnen te bloeien, omdat dan de vezels nog fijn en buigzaam zijn. Men snijdt ze vlak boven den wortel af, bij voorkeur in de vroegte, wanneer de dauw er nog op ligt, want dan zijn de haartjes nog vochtig en kwetsen niet. De afgesneden stengels blijven dan 24 uren op het veld liggen om te drogen, waarna de bladeren er af worden gestroopt. In dien toestand worden die stengels nog gedurende 14 dagen gedroogd, terwijl daarentegen anderen aanraden ze tot bundels te binden, in 't water te leggen en dan eerst te drogen.
Zoodra de stengels in de fabriek zijn afgeleverd, begint eerst 't moeielijke werk, daar zij achtereenvolgens met twaalf verschillende werktuigen moeten kennis maken, vóórdat de draden voor de bewerking gereed zijn. Eerst krijgen zij een dampbad, om hun gomachtige stoffen kwijt te raken en worden dan met zwavel en chloor behandeld, waardoor zij eene helder witte kleur en zijde-achtigen glans krijgen.