Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche School. Jaargang 31 (1885)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 31
Afbeelding van De Vlaamsche School. Jaargang 31Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 31

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (12.23 MB)

Scans (533.63 MB)

ebook (11.34 MB)

XML (1.11 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche School. Jaargang 31

(1885)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Tade Rink.

De eigenaardige onderzeesche wereld, die in eene uitgestrektheid van ongeveer zeventig aardrijkskundige mijlen bij het afloopen van den vloed langs de Steewijksche kust als het ware uit uit de zee opduikt, noemt men de wadden der Noordzee.

Zij bestaan grootendeels uit een vet, dik, zwartachtige slib, dat hier en daar zoo vast is, dat men het bijna droogvoets betreden kan; doch gewoonlijk is het week en taai en bezit zulk eene zuigkracht, dat niet alleen kleine voorwerpen van eenige zwaarte, maar zelfs wrakken van gestrande schepen in betrekkelijk korten tijd door hetzelve verzwolgen worden.

Deze weeke en wijduitgestrekte slibvelden worden door de kust-en eilandbewoners slijkwadden genoemd. Tusschen de grootere waddenvelden vormt de af- en toevloeiende ebbe- en vloedstroom hier breede, daar smalle, hier diepe, daar ondiepe killen of sleuven, die ook bij ebtij altijd met zeewater aangevuld blijven. Dit zijn de wadstroomen, die als een onmetelijk adernet rondom de eilanden en halligen zich uitbreiden en de gemeenschap tusschen deze en de leven en voeding gevende zee steeds gaande houden.

Ten tijde van de ebbe ziet men in deze zwartgrijze glibberige en glinsterende waddenwoestijn niet zelden enkele menschen omdolen, om van het eene eiland tot het andere te geraken.

Slechts lieden die met den bloot gelegden bodem der zee van jongs af bekend zijn, die de kleine waddenstroomen, benevens hunne diepte en richting kennen, en die tevens bijna op de minuut af weten te berekenen, op wat tijd, al naar de richting en de kracht van den wind, de vloed weder opkomen moet, durven het wagen, de wadvelden als voetpaden te gebruiken.

Geoefende lieden van dat, die, gewoonlijk uit nood en om een stuk geld te verdienen, deze altijd gevaarlijke overtochten ondernemen, heeten slijkloopers.

Gewoonlijk zijn het onverschrokken, koelbloedige, koene, ja roekelooze menschen, die van zulk slijkloopen hunne kostwinning maken. Zelfs de ervarenste zijn nooit ten volle zeker van hunne zaak, en verre weg de meesten komen bij plotseling opkomenden nevel, door een omslaan van den wind, door een niet vooraf te berekenen ontijdig opkomen van den vloed, die ten gevolge van een wellicht vele honderde mijlen verre storm op den grooten oceaan de golven rasser van 't westen naar 't oosten drijft, jammerlijk om het leven. Enkelen gaan bij hun omzwerven ook op den buit uit, dien de bodem der zee wel somtijds opwerpt, en vereenigen de eigenschappen van slijklooper en strandroover in één persoon.

Een man van dien stempel was in de laatst vorige eeuw zekere Tade Rink, wiens naam nog tegenwoordig in den mond der eiland- en kustbewoners voortleeft.

In een der diepe duinkommen, waaruit de zuidelijkste spits van het eiland Sijlt bestaat, stond zijne hut. Hier leefde hij stil en afgezonderd, minder van zijn handenarbeid, dan van het goed van gestrande schepen, dat de branding op de kust wierp.

[pagina 47]
[p. 47]

Rink was van der jeugd af niet al te nauw gezet van geweten geweest en maakte volstrekt geene zwarigheid, om zich wat de golfslag hem voor de voeten legde, toe te eigenen, zonder vooraf lang te vragen, of niet licht een ander nader recht en aanspraak daarop had. Hij werd een strandroover.

In die dagen was dat niets vreemds. De meeste onbemiddelde bewoners der Noordzee-eilanden verdienen hunnen kost op dezelfde wijze.

Het strandrecht was een algemeen gebruik, waarover men zelfs openlijk van den predikstoel den zegen Gods afsmeekte.

Tade Rink onderscheidde zich enkel daardoor van honderden van zijns gelijken, dat hij het strandrecht op eene verfijnde wijze uitoefende. Zoo dikwijls de zee hol stond en de geoefende strandroover van een der hooge, spitse duinkegels, die als witte vlammen mijlen ver in zee zichtbaar zijn, een schip op het eiland zag toedrijven, nam hij de noodige maatregelen tot den te plegen roof. Dit dubbelzinnig handwerk oefende Rink vele jaren uit en hij onderhield er zijn gezin door.

Intusschen knaagden de vratige golven gedurig dieper in den onbeschutten duinland van zijn geboorteeiland. Wilde stormen uit het Noord-Westen braken de toppen der duinkegels af, joegen het fijne zand torens hoog in de lucht, dempten de kommen en dalen en gaven binnen weinige dagen en nachten aan de gansche duinstreek een andere gedaante. Ook Tade Rinks hut werd onder de golven van het witte duinzand bedolven en 't laatste overblijfsel zijner dorre velden geheel vernield.

Eenige dagen later klotste en schuimde de groene zee ter plaatse, waar de strandroover meer dan 't vierde eener eeuw gehuisd had. Hij stak dan met de zijnen naar Förh over, waar hij als visscher en geoefend loods en kustvaarder gemakkelijk zijn brood had kunnen verdienen.

Dat nochtans behaagde Rink niet. Aan een lui en daarbij avontuurlijk leven gewend, bezat hij geen genoegzame vastheid van karakter, om zich daarvan los te rukken en een eerlijk bedrijf boven het wilde strandsroovershandwerk te verkiezen. Veeleer begon hij zijne rooverijen voortaan in 't groot te drijven, wat hem tot een even gevaarlijk, als algemeen gevreesd mensch maakte.

Een meester in het hanteeren van het roer, liet hij zich ook door den woedendsten storm niet wederhouden, in zee te gaan. Meende Rink uitzicht op rijken buit te hebben, dan stapte hij in zijn platgeboomd vaartuig en stuurde getroost door de rollende branding in den brullenden oceaan op.

Hörnum Odde, zijne voormalige woonplaats, was ten gevolge van de daar door de springvloeden aangerichte verwoestingen door alle bewoners verlaten geworden. Als eene treurige, akelige zandwoestijn werd het door de eilanders geschuwd en vermeden. Men hield de plaats voor vervloekt. De bijgeloovigheid der strandbewoners bevolkte haar met spookachtige wezens, die zich daar ongestoord hielden en, in stormachtige nachten, door hunne tooverkunsten, de voorbijzeilende schepen aanlokten, zoodat zij op de kust ten gronde gingen.

Tade Rink spotte met al die praatjes. Hij kende geene vrees. Of er spoken of wel de duivel zelf op de golven dansten of wacht hielden op het strand, daar liet hij zich niet aan gelegen. Veel meer vreesde hij de standvoogden, op wie de verplichting rustte, om voor de aan wal gespoelde goederen te waken en zich van de plunderaars meester te maken.

Om nu met deze zoo min mogelijk in aanraking te komen, nam Rink de voorzorg van meestal slechts bij nacht op roof uit te gaan. Het vaarwater kende hij, den storm vreesde hij niet, zijn scherp oog, dat bij nacht bijna even goed zag als bij dag, was zijn veiligste leidsman. Tade Rink werd zelden door iemand bemerkt, en toch deed hij steeds de beste zaken. 's Nachts, wanneer geen ander zich buiten huis waagde, doorkliefde Rinks smalle zwarte boot de golven, en wie alsdan den koenen schipper met zijne lange fladderende grijze haren bejegende, hield hem voor eene der spookachtige verschijningen, welke de zeeman op alle zeeën, vooral bij hevigen storm, van oudsher zien wil. Tade Rink stuurde alsdan echter zijne boot op Hörnum-Odde toe, welks lichtende duinspitsen hem ook in den donkersten nacht nooit verborgen bleven.

Deze befaamde streek is na lange aanhoudende stormen gewoonlijk met scheepswrakken, strandgoed en soms ook met aangespoelde lijken bedekt; want de uit den oceaan opkomende baren breken zich op de ver in zee uitschietende zandbanken, welke de zeeman wegens den naar land toe meer en meer opklimmende vorm ‘stoepen’ noemt.

Voor onverschrokken schippers was dus, na elken storm, de zuidspits van Sijlt eene vergaderplaats van rijke schatten. Spoelde de zee hun er ook al geen goud en zilver aan, zoo vonden zij er toch kostbare dingen van anderen aard in 't zand bedolven, en als er lijken kwamen aandrijven, ontbrak het den stouten, gewetenloozen man nooit aan buit van allerlei aard.

Tade behoorde tot die menschen, voor wie alles goed en recht is, als het hun maar voordeel aanbrengt. Schroomvallig was hij niet, het geweten viel hem niet lastig en daar hij zich volgens zijne eigene meening, van alle wezenlijk misdadige handelingen onthield, rekende hij zich zelf nog altijd onder de eerlijke lieden. Hij stool en moorde niet, hij viel niemand gewapenderhand aan; hij raapte slechts op, wat hij vond, en dat hij meer vond dan de anderen, rekende hij zich zelf als eene verdienste toe. Alleen aan zijn moed, zijne onverschrokkenheid en zijn vermetel wagen had hij dat geluk te danken.

Jaren lang reeds had hij dit vermetel bedrijf bij de hand gehad, toen het toeval hem onverhoeds een boozen trek speelde.

Een ontzettende storm, die menig wakkeren zeeman voor altijd genoeg zout water had doen drinken, lokte den buitgierigen man, na weken lange vadzige rust, naar de Hornumsche kust.

(Wordt voortgezet).

Ontneem den mensch het godsdienstig gevoel en gij hebt hem gemaakt tot een wezen, dat gij achten en wellicht ook bewonderen, maar niet van ganscher harte kunt liefhebben.
Dr. F.G. Masaryk.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken