Zeeuwsche Zeden.
Geboren worden, trouwen en sterven op Zuid-Beveland.
Onder dezen titel kwam eenige maanden geleden, het volgende zeer lezenswaardig opstel voor in den Middelburgsche courant:
Bij geboorten, huwelijken en sterfgevallen zijn van ouds en bij alle volken min of meer plechtstatige gebruiken in zwang. Meest allen hebben eenen diepen zin, die echter niet altijd gemakkelijk op te sporen is. Sommige er van dagteekenen reeds uit den voor-historischen tijd, en de oudste vindt men ten plattelande. Dus ook in Zuid-Beveland.
Korten tijd na de geboorte van een jongen Zuid-Bevelander gaat de baker, hier ‘minne’ genoemd, rond om famillie, vrienden, buren en kennissen de blijde tijding mede te deelen en de vrouwen te verzoeken den kleine en de kraamvrouw eens te komen zien. Men komt alleen en in groepjes, drinkt anijs, eet kraambeschuit, prijst het kindje, spreekt veel kwaad van de afwezigen en geeft de baker een kwartje. Het huwelijksfeest wordt met meer luister gevierd. Na den ondertrouw worden ook hier tegenwoordig gedrukte huwelijksaankondigingen in allerlei vormen verzonden. Ze worden beantwoord; meest door naamkaartjes. Mede een nieuwerwetsch gebruik, waarvan eenvoudigen al een heel zonderlinge opvatting hebben. Zoo gebeurt het, dat iemand bruid of bruidegom komt ‘fielesteeren’ en tevens zijn kaartje uit den zak opdelft en overgeeft. Weer een ander, behoorende tot de genoodigden, komt ter bruiloft en stelt in eigen persoon daar zijn kaartje ter hand. Hoe duurder, hoe bonter die kaartjes zijn - hoe mooier! Nu, er zijn kostbare, ook wel eens zeer fraaie kaartjes onder de buitengewoon groote hoeveelheid, die een Zuid-Beverlandsch bruidspaar pleegt te ontvangen. Volgens handelaren in het artikel worden nergens meer dure kaartjes verbruikt dan in Zeeland, bijzonderlijk in deze omgeving.
Op de bruiloft komt maag en vriend bijeen. Stappen wij even mede binnen. Versieringen van groen en bloemen treffen wij niet aan, zelfs geen gekroonde bruidegomspijp meer. Bruid en bruidegom zien we onder den spiegel zitten, hunne traditioneele plaats. Over het geheel maakt de kamer, als feestzaal, een zeer ongezelligen indruk op ons, daar vele meubelen en ook de meeste opschik verdwenen is, terwijl lange tafels op schragen, op lang na niet altijd gedekt, en kale, lange banken meer aan een boerenherberg met kermis dan aan een bruiloftszaal doen denken. Het onthaal is gul, maar er wordt nooit anders dan een koud maal voorgezet, niets dan krentenbrood, wittebrood, vleesch en ham met tulband tot dessert. Voor drank is goed gezorgd.
De helden van het feest, die ongemerkt verdwenen waren, komen terug in groot gala. De bruid, zeer netjes gekleed, is tot in de kleinste bijzonderheden in het nieuw uitgedoscht. Waarschijnlijk het zinnebeeld van een nieuw leven, een nieuw beginnen. De bruidegom is insgelijks in nieuwe kleeren gestoken. Aanmerkt de buitensporige lengte van zijn jas. Een jas, die voortaan alleen bij plechtige gelegenheden aangetrokken zal worden. Men tijgt ten raadhuize. Het bruidspaar voorop in gezwinden pas; de overigen langzaam achteraan kuierende zonder orde of regelmaat.
Na het verlaten van het raadhuis of, zoo het huwelijk kerkelijk ingezegend wordt, wat volstrekt niet altijd het geval is, na het verlaten der kerk, komen lieve jonge meisjes, bruidsjuffers zou men ze kunnen noemen, en bestrooien het jonge echtpaar met kleine stukjes gekleurd papier, klatergoud en pepernoten. In geen gebruik schuilt meer poëzie, dunkt mij, en geen gebruik is wellicht ouder. Bij bruidsjuffers behooren bruidsjonkers.
Welnu laten we eens zoo voorkomend zijn van gindsche stevige boerenjongens als zoodanig te beschouwen. Met een ouderwetsch pistool doen ze thans de lucht weergalmen van vreugdeschoten. Dit blijft echter altijd eene zeer gevaarlijke huldebetooning voor deze ongeoefende schutters. Niet zelden heeft een knaap zich daardoor ernstig verminkt. Het overige van de bruiloft is als overal, waarom wij er over eindigen.
Van eene bruiloft naar een graf. Het is niet opwekkend, maar het is de gewone loop der wereldsche zaken. Nadat het lijk van een Zuid-Bevelander afgelegd is, gaat de aflegger van huis tot huis de treurige tijding rondbrengen. Blijkbaar wordt die echter voor kennisgeving aangenomen, daar het zelden gebeurt dat iemand het in het hoofd krijgt de naastbestaanden te condoleeren. De begrafenis gaat met weinig plechtigheid gepaard. Wanneer het lijk betrekkelijk ver vervoerd moet worden, gebruikt men een gewone huifwagen tot lijkkoets; anders wordt het naar de begraafplaats gedragen. De familie volgt in geregelde orde, daarna de naaste buren, achteraan de dominé. De boeren dragen wederom allen lange jassen en hebben de randen hunner vilten hoeden neergeslagen. Bij de katholieken gaan de vrouwen mede, wat ik zeer behoorlijk vind. Na afloop der begrafenis worden ook de dragers binnen verzocht. Er wordt gegeten en gedronken, doch verre is het er van daan dat men hier nog zou herinnerd worden aan de oude, rumoerige en ergerlijke lijkmalen.
Ten slotte nog een paar eigenaardigheden. Niet alleen worden de luiken gesloten door de familie van den doode, maar ook de buren nemen aan deze rouwbetooning deel. De heele familie dompelt zich in rouwgewaad als overal, doch dat wordt hier zoo overdreven dat zelfs over kinderen een aanzienlijk getal betrekkingen rouw dragen. Een grootvader wordt soms door een honderd personen met dit uiterlijk vertoon van droefheid herdacht.