Koninklijke Maatschappij ter Aanmoediging van Schoone Kunsten te Antwerpen.
Blz. 38 hebben wij vermeld, dat er plan bestond om de driejarige tentoonstelling van 1885 te houden in de nabijheid der wereldtentoonstelling; hiertoe werd besloten op de algemeene vergadering der bestuur- en resideerende leden van 1 Juli, na voorafspraak met het gemeentebestuur van Antwerpen.
De tentoonstelling, die van den 2n Mei tot in October 1885 zal geopend zijn, zal, benevens eene uitsluitend Belgische afdeeling, afzonderlijke buitenlandsche afdeelingen hebben. Zij is de 24e driejarige tentoonstelling, welke de maatschappij te Antwerpen inricht. De lokalen, waaarover zal kunnen worden beschikt, leveren meer dan 8000 vierkante meters plaatsruimte op.
Werken van kunstbeoefenaars overleden vóór 1 Augustus 1880 worden niet toegelaten.
Er is in de Belgische afdeeling der tentoonstelling plaats voor 700 schilderingen, 100 teekeningen en waterverf- en miniatuurschilderingen, 100 beeldhouwwerken, 50 bouwteekeningen en 50 gravuren. De schilderingen en teekeningen moeten ingelijst zijn.
De maatschappij schijnt stilzwijgend af te zien van de bouwkundige prijskampen, die wij haar reeds in 1882, blz. 149, hebben aangeraden daar te laten. Zij schrijft er ten minste bij gelegenheid van deze tentoonstelling geene uit.
Porselein- en plateelschilderingen, kopieën, stukken niet met toestemming der makers of zonder opgaaf van hunnen naam ingezonden en beeldhouwwerken in ongebakken aarde worden geweigerd.
De inzendingen van buitenlandsche kunstbeoefenaars wier regeering ambtelijk is vertegenwoordigd op de tentoonstelling worden slechts toegelaten onder goedvinden van de voor hun land bestaande bijzondere commissie.
Stukken van Belgische kunstbeoefenaars en van buitenlanders wier regeering zich niet liet vertegenwoordigen, zullen vooraf worden gekeurd door eene jury, bij koninklijk besluit van 22 December benoemd en samengesteld uit de heeren Jac. Cuylits, voorzitter, C. Dumercy, secretaris, A. Balat, H. Beyaert, P.J. Clays, J. Coosemans, Drion, J. Demannez, C.A. Fraikin, L. Gallait, G. Guffens, J. Pauli, J. Portaels, A. Robert, J. Rousseau, E. Slingeneyer, A. Thomas, E. Wauters, aangewezen door het staatsbestuur; N. De Keyser, J. Delin, P. Dens, J. Ducaju, J. Dyckmans, J. Geefs, V. Lagye, F. Lamorinière, J.B. Michiels, Jos. Schadde, H. Schaefels, A. Schoy, A. Van den Nest, P. Van der Ouderaa en K. Verlat, aangewezen door de maatschappij van schoone kunsten.
De opgaaf der stukken, die kunstbeoefenaars wenschen ten toon te stellen, moet uiterlijk den 15n Maart 1885 schriftelijk zijn toegekomen aan den secretaris der maatschappij van schoone kunsten, Kunstlei, nr 89, te Antwerpen.
De voor de tentoonstelling bestemde stukken moeten vóór 1 April 1885 ter beschikking zijn gesteld van de aannemingsjury.
Bij afwijking van den gewonen regel, is ditmaal niet voorgeschreven dat een zelfde kunstbeoefenaar ten hoogste een op voorhand bepaald getal stukken mag tentoonstellen. Gelijkerwijs worden stukken die reeds vroeger in Antwerpen waren tentoongesteld, niet uitgesloten.
*
Z.M. de koning van Holland heeft twee commissiën benoemd, waarvan de eene in Nederland, de andere in België, beide onder leiding van een commissaris generaal, den heer C.J.E. graaf van Bylandt, lid van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, te 's-Gravenhage; de leden van deze commissie in België zijn de heeren E.J. Boks, te Antwerpen, J.H.L. De Haes, te Brussel, J.Th. Kruseman, id., W. Roelofs, id; in Nederland de heeren Aug. Allebé, te Amsterdam, J.J. Van de Sande Backhuyzen, te 's-Gravenhage, C. Cunaeus, te Amsterdam, L.H. Eberson, te Arnhem, Bart Van Hove, te Nieuwer-Amstel, Joseph Israëls, te 's-Gravenhage, J.H. Maris, id., J.H. Maschhaupt, te Amsterdam, C. Ed. Taurel, te Amsterdam, H.A. Van Trigt, id., J.H. Weissenbruch, te 's-Gravenhage.