Als ick kan.
In dezen jaargang gewaagden wij reeds van drie tentoonstellingen dezer wakkere maatschappij (het overzicht van de 3e tentoonstelling, blz. 88, werd door onzen drukker geplaatst, voordat hij dit van de 1e en 2e had laten verschijnen). De 4e tentoonstelling, in December gehouden, moest bij de vorige niet achterstaan. Te vermelden: F. Adriaensens twee (al te groene) landschappen; W. Albracht, Schoenmaker en Spoelingput; K. Boland, vooral te roemen om zijne Luistervinken en Nelly; C. Brunin, Verfwrijver, Bij den inlijster en Voorhof van eene boerderij, drie zeer verdienstelijke stukken; C.J. Bos, In de duinen en Stal; Castel Ebert, Rotsen van Wight en Herfst; E. Chappel, Vruchten en Seringen, smaakvol behandeld; L. Delehaye, Liefhebber van gravuren en Knecht en liefhebber, twee veelbelovende stukken; P. De Wit, die vooral eer inlegde met zijne Oevers der Schelde en een Avondgezicht; F. Hanno, Mispelen, goed getroffen; mej. Lankota, De verloofde en eene minder goed geslaagde Synagoge te Praag; H. Luyten, Brunins werkplaats, zeer naar waarheid afgemaald, De eerste criticus en een flinke Stal; C. Mertens, De vrijgezel en Gieterij, goed opgevat en krachtig geschilderd; mej. L. Rigelé, De pleisterreiniging en een Kind met katjes, met veel geest en kunstvaardigheid uitgevoerd; H, Rul een drietal fraaie landschappen, waartusschen een Maansopgang van meer dan gewone waarde; A Silis,
Phantasie en Jongenstypen welk laatste stuk werd verloot; H. Van de Velde, Straat te Baasrode, een keurig stukje; J. Van Snick, De dorpshorlogemaker, Baas Jan, een minder goed uitgevallen stuk, getiteld: Het gebed. A. Van Beurden, wiens bekwaamheid in de beeldhouwkunst al grooter en grooter wordt, oogstte veel goedkeuring voor zijne drie inderdaad talentvolle gewrochten In de renbaan, Jonge visscher en Mijn zoon.
Men moet niet nemen den man, aan wien de betrekking past, maar den man die past in de betrekking - heeft Napoleon I gezegd.