De Vlaamsche School. Jaargang 30(1884)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Ik kan haar niet vergeten. Twee jaren zijn weldra vervlogen Sints ik mijn Betty grafwaarts droeg; Nog is de wonde niet genezen, Die mij uw vaderhand toen sloeg. En toch, ik klaag niet, neen, mijn God! 'k Berust blijmoedig in mijn lot; Maar 'k peins, in eenzaamheid gezeten: Ik kan haar niet vergeten. Twee jaren zijn welhaast verloopen; 'k Zocht troost in mijn verdriet en smart; 'k Toog heen waar oorlogsvlammen woedden, Maar 'k had een andren strijd in 't hart. Die oorlog is reeds lang volstreên, De krijgers keerden huiswaarts heen. Maar 'k zucht, al mocht geen mensch het weten: Ik kan haar niet vergeten. Twee jaren heb ik haast doorworsteld; 'k Zocht in mijn arbeid rust der ziel; 'k Was bezig van den vroegen morgen, Tot 'k moe des avonds nederviel; Maar aan den avond van den dag, Waar 'k afgemat ter neder lag, Met moed en lust en kracht versleten, Kon 'k haar toch niet vergeten. Twee jaren moest ik zoo doorleven; 'k Doorreisde intusschen zee en land, Door feestgedruisch en hoofsche weelde, Bij volkren vreemd, in elken stand. Maar uit den vreemde weergekeerd, Was 't mij als werd ik niet begeerd: In volksgewoel en jubelkreten Kon ik haar niet vergeten. Twee jaren moest ik 't pad bewandlen, Dat plicht en roeping mij gebood. Men sprak: ‘Waarom alleen gedragen, Waar 't leven zooveel hulpe bood?’ Maar 't was of 'k haar die met me leed, Door andre hulp een onrecht deed. En fluistrend sprak steeds mijn geweten: Ik mag haar niet vergeten, Twee jaren haast, - en ach, hoe lange Duurt nog mijn reis door 't aardsche dal? Dat kan mijn God alleen bepalen, Met al wat mij weervaren zal. Maar wat ook nog mijn lot mag zijn, 't Zij vreugde, of strijd, of lust, of pijn, Tot d'uitroep mag ik mij vermeten: Ik zal haar nooit vergeten! J.S. du Toit. Pretoria, 5 Augustus 1884. (Dit fraaie dichtstuk is overgenomen uit het Transvaalsche nieuwsblad de Afrikaanse Patriot.) Vorige Volgende