De Vlaamsche School. Jaargang 30
(1884)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdAan mijn VolkGa naar voetnoot(1).
Mijn Volk, mijn eigen dierbaar Volk,
Goed Volk der Nederlanden!
Tot aan mijn jongsten ademtocht,
Blijft u mijn hart en ziel verknocht
Met sterke liefdebanden.
Al waart ge koud voor mij geweest,
Nog zou die liefde gloren;
Voor haar is 't Hollandsch hart gemaakt,
Ze is met mijn leven zelf ontwaakt,
Haar kiem mij aangeboren.
Maar nu, hoe hebt ge ook mij bemind,
Die in uw midden woonde!
Uw liefde - diepst gevoelde ik haar,
Toen zij mij tienmaal zeven jaar
Met al haar goedheên kroonde.
De gunst des Konings schoot een straal
Van luistrijk welgevallen:
Geen zweem van afgunst - o! veel meer,
Een liefdrijk ijvren voor mijn eer,
Vreugde en geluk, bij allen!
Neen! 'k Stond op dien Septemberdag
Niet ‘tusschen dorre blaren’!
't Was bloem en loover wat ik zag;
De Schoonheid schonk haar liefsten lach;
De Ernst liet zijn rimpels varen;
De Wijsheid schonk haar vriendlijkst woord,
De Kunst haar zoetste tonen;
De Dichter bracht zijn hartlijkst dicht,
De Jeugd haar stralend aangezicht,
Meer waard dan lauwerkronen.
Waar waren, o mijn Volk, dien dag,
Uw twisten en krakeelen,
Miskenning, argwaan, nijd en spijt?
Waar iets, dat, in dees droeven tijd,
De harten moet verdeelen?
Den hoogen God zij eer en lof!
Die dag was zonder wolken;
Hij toonde uw hart en waren aard,
Mijn hoogsten dank en liefde waard
En d'eerbied aller volken.
Nicolaas Beets.
|
|