Driejarige tentoonstelling van schoone kunsten te Brussel.
(Vervolg van blz. 142.)
Er is op de tentoonstelling slechts een beperkt aantal godsdienstige schilderijen. Onder andere een verdienstelijk stuk van J. De Vriendt, De laatste dagen der H. Maagd te Jeruzalem. Voorts van F.A.D. Duray (Parijs), Hagar en Ismaël, B. Wittkamp, eene H. Rosalia, die te hoog hangt om gewaardeerd te worden, F.M. Van Acker, Christus in het graf, Th. Lybaert (Gent), eene in den goeden trant der oude meesters geschilderde O.-L.-Vrouw en het kindje Jezus, A. Thomas, de H. Maagd op den Calvarieberg, die des schilders penseel niet minder tot eere strekt dan zijne tentoongestelde Studie.
De genreschilderijen zijn bij honderden te tellen. Alfred Stevens munt uit met zijn Knaapje, zijne Vlinders, Het vertrek, Miss en Fedora, ofschoon laatstgenoemd stuk ons min voldoende afgewerkt voorkwam. Ook verdienen van denzelfden vruchtbaren schilder te worden genoemd een Zonsondergang op zee, de Vuurbaak van La Hive en een Zicht op Havre, als parels van toon en kleur.
J. Van Beers' staande Jongen is een welgeslaagd gewrocht; deze knaap is de held uit het Engelsch vertelsel van den kleinen Jack Horner; des schilders Jongen is verre te verkiezen boven zijne Eva.
Veel genoegen deden de teekenachtige Damspelers van D. Col. Van C. Cap waren ingezonden de twee stukken, vermeld in onzen jaargang 1883, blz. 184.
H. De Braekeleers Hoornblazer en Rooker, die wij sedert lang in bezit wisten van den heer A. Vauthier, zagen wij hier terug. In deszelfden schilders Opschik, een aan den heer L. Deleval toebehoorend stuk, scheen een arm van het voorgestelde jonge meisje ons misteekend. De drie schilderijen zijn uitmuntend van kleur en uitvoerig bewerkt.
E.J. Boks heeft zijn voor lang befaamd Casus belli ingezonden, met eene minder goede schilderij, die Beterschap heet en eene herstellende vrouw met een bijfiguur te aanschouwen geeft.
C. Booms' Grootvaders pijp is een flink geschilderd stuk. Th. Ceriez' Prentenliefhebbers verdienen loffelijk te worden vermeld. De Sylphide van Claus doet haren naam en dien des schilders eer: bevallig vrouwtje, bevallig stuk. De Hoeve in Vlaanderen, van denzelfden schilder, behoudens eenige onvastheid van kleur, mag worden genoemd een van zijne goede werken.
F. Courtens' Terugkomst van het lof en Mosselschuit munten uit door hunne degelijke eigenschappen. Ook F. Crabeels' Koewachtster ware een degelijk stuk te noemen, zoo het slechts wat meer ware afgewerkt. Wij zagen hier met genoegen het stuk van E. De Jans, Schafttijd der metsers, vermeld op onze blz. 27, terug. Het belooft zeer veel voor den schilder. L. Delehaye's Prentenliefhebber kwam ons voor, een eenigszins te groot hoofd te hebben. A. De Wilde's geestige schilderij, De straf, van de laatste Gentsche tentoonstelling, zagen wij in Brussel terug. E. Farasyns Teekenles is eene kindervoorstelling om te stelen. De Waggelende overheid en De inkooper, van T. Gerard, vormen twee aangename tafereelen, het laatste evenwel eenigszins te bont gekleurd. Loffelijk zijn ook te vermelden J.A. Heyermans' Eerste stappen, R. Lagye's Vertrek naar de stad, F. Meerts' Wachtzaal 3de klasse, C. Nys' Verloofde, D. Oyens' Na de kiezing en De kladschilder, C. Mertens' voor de verloting aangekochte Schilderijhersteller, J. Wagners Op het dak en Ondervinding en E. Geelhands Voorpost en Studeerkamer.
Van J.B. Huysmans is een, ouder gewoonte, fel kleurig doch zorgvuldig geschilderd stuk tentoongesteld, getiteld: Arabische zonde met gesloten deuren.
E. Joors' Voorhof der hoeve, toebehoorende aan den heer Sylva, is eene schilderij van zeer groote verdiensten, uitmuntend door kleur en teekening beide; wij wenschen den maker met zijn werk geluk. Van denzelfden schilder een goed portret en een fraai tafereeltje, krachtig gekleurd, getiteld: De vrouw met den papegaai.
P. Meyerheim (Berlijn). Mevrouw die eenen stal bezoekt en een Stilleven, twee ook om hunne kleur belangrijke stukken. F. Mezzara (Parijs), eene goed getroffene Bretonsche fruitverkoopster.
P. Verhaerts Werkplaats en Palingbrug te Antwerpen behooren tot de beste stukken die deze tentoonstelling heeft aan te wijzen; het is met moeite, dat men zich aan de beschouwing van deze inderdaad puike schilderijen onttrekt. L. Van Engelen doet zijne wassende faam gestand met zijne twee stukken: In nood en Koopman in wild; het eerste is het eigenaardigste.
* * *
Er zijn dit jaar 5 gouden eeremetalen toegekend aan de volgende kunstbeoefenaren: E. De Jans, J. Israëls ('s-Gravenhage), E. Seeldrayers, schilders; J. Dillens en A.P.A. Massoulle (Parijs), beeldhouwers.
J. Danse, lid der commissie en leeraar aan de academie te Bergen, is gelast, voor 10,000 fr. eene plaat te graveeren naar het tafereel van A. Stevens, getiteld: Het vertrek, en aan L. Lenain is voor 4000 fr. eene sterkwaterplaat besteld naar het tafereel In 't schoone Vlaanderland, van A. Verwee, gekocht door het staatsbestuur mits fr. 16,000. Zij, die bij de tentoonstelling van 1887, 20 loten nemen, zullen een exemplaar krijgen van de eerste plaat; zij, die 10 loten nemen, bekomen een exemplaar van de tweede plaat.
Naar men bericht zou het staatsbestuur ook onderhandelen voor den aankoop van de ruitersgroep van graaf J. de Lalaing (zie bladz. 142) en de Terugkomst van het lof, van F. Courtens, ieder mits 6000 fr.
(Wordt voortgezet.)