J. De Winter, E. Guyot, mgr. Van den Berghe, J. Peeters-Verellen, G. Schoiers. enz.
De harmoniemaatschappij de Vrije Antwerpenaren voerde gedurende den disch muziekstukken uit. Bij het nagerecht stelde de heer voorzitter L. Van Ryswyck een heildronk in op Z.H. den paus Leo XIII en HH. MM. den koning en de koningin. De heer Van Ryswyck zette vervolgens in eene toespraak de aanleiding tot de feestviering uiteen. Hij zegde, dat de benoeming van den heer Snieders als doctor honoris causa van de Leuvensche hoogeschool, de letterkundige afdeeling van den Katholieken Kring had doen besluiten een feest in te richten ter zijner eer, waartoe weldra de medewerking werd verkregen van het hooger bestuur van den kring, alsmede die van de Conservatieve Vereeniging, den Nederduitschen Bond, het Vlaamsche volk en den Burgerkring. Spreker maakte eene vergelijking tusschen Hendrik Conscience en den heer Snieders. Bezitten wij van den eerste 100 boekdeelen; laatstgenoemde schonk er ons reeds 80 en zijne werken worden in Holland niet minder dan in België gewaardeerd. Koning Willem en koning Leopold schonken den heer Snieders de versierselen hunner orde en paus Pius IX benoemde hem in de orde van Gregorius-den-Groote. Het talent van den vruchtbaren romanschrijver werd door den heer Van Ryswyck in breede trekken geschetst en alle eer bewezen aan de groote werkkracht van den bekwamen letterkundige, die, buiten en behalve zijn zoo veelomvattenden arbeid op het gebied der romantiek, ook eene zware taak als dagbladschrijver heeft te vervullen. Spreker maakte eene bijzondere vermelding van des heeren Snieders' drie laatste romans, waarvan het Davidsfonds de uitgaaf bezorgde. Hij zegde hem dank voor den onverdroten iever, waarmede hij het voorzitterschap waarneemt in de letterkundige afdeeling van den Katholieken Kring en betuigde er zijne blijdschap over, te mogen zien, hoe de uitstekende en veelzijdige
verdiensten van den heer Snieders algemeen en openlijk werden gewaardeerd in alle rangen der samenleving, welke aan dezen disch waren vertegenwoordigd. Hij besloot, met den gevierde namens zijne vrienden, vereerders en bewonderaars eene hartelijke hulde te betuigen, onder luidruchtige toejuichingen en het klinken der bezielende tonen van den Vlaamschen Leeuw. De heer E. Meeus wenschte den heer Snieders in eene hartelijke rede geluk, namens de Conservatieve en Grondmettelijke Vereeniging. Ook werden redevoeringen uitgesproken door mgr. Sacré, mgr. Van den Berghe, J. Van Hissenhoven, Victor Jacobs en G. Schoiers, terwijl de heeren Lodewijk De Koninck en Willem Van Ryswyck beurtelings gelegenheidsgedichten voordroegen en vervolgens ingezondene verzenstukken van H. Clayes, S. Daems, T. Sevens en Theelen werden voorgelezen. De heer Snieders, met moeite zijne aandoening bedwingende, heeft in de volgende bewoordingen zijnen dank betuigd voor de hem gebrachte eer:
‘Mijne heeren, mijne vrienden!
Ik heb met een hemelsch geduld den storm van loftuitingen aanhoord, dien gij mij hebt toegericht; 't is meer dan een reus zou kunnen dragen, en ongelukkig ben ik niet van het geslacht der reuzen. Laat mij dan ook heel die vracht en wat er nog zal aangebracht worden, op de schouders leggen van de Vlaamsche beweging; laat mij zeggen: die beweging verheerlijkt gij dezen avond in mij. (Toejuichingen.)
Maar dan nog, mijne vrienden, is de eer die mij bewezen wordt, veel te groot en gij hadt er meer dan een in onze omgeving kunnen kiezen, die, meer dan ik, in rechte was om hier, als de verpersoonlijking onzer Dietsche beweging op te treden.
Wat heb ik u dan toch bijgebracht, in den grooten en historisch geworden strijd, dien gij voert om uw eigen bestaan, als volk, op de wereldkaart te behouden?
God heeft mij eenen kleinen vonk geest, zooals aan zoovelen, gegeven; maar Hij gaf mij ook eene warme liefde en eene ijzeren volharding in het werk; Hij gaf mij daarenboven eerlijkheid in mijne overtuiging - en dien kleinen schat, met taal geduld ontwikkeld, heb ik, sedert veertig jaren, aan de schoonste, aan de edelste aller zaken, aan het behoud van godsdienst, taal en volksbestaan ten offer mogen brengen, en, - dat mag ik u wel bekennen - ik deed het, zonder mij ooit af te vragen of dat offer mij stoffelijk voordeel en eer opleveren zou. Ziedaar al mijne verdiensten. (Toejuichingen.)
Heb ik mij, in dien grooten strijd, wel altijd op de hoogte der beweging weten te stellen? Laat mij die vraag niet beantwoorden, maar vandaag dwingt ge mij toch, om, in naam van diezelfde beweging, die gij viert, tot u te spreken, en ik ben het die u dank zeggen moet.
Ja, dank aan allen! Dank aan de Alma Mater, die mij een zoo schitterenden titel vereerde! Dank aan u, mijne hartsvrienden der Vlaamsche Afdeeling, vrienden van mijne jonkheid, vrienden van mijne mannelijke jaren; dank aan u, bestuur en leden van den Katholieken Kring, met wien ik steeds in gemeenschap van gevoelens en denkbeelden heb geleefd; aan u, bestuur der Conservatieve Vereeniging, in welke ik als jongeling de schitterendste voorbeelden van politieke eerlijkheid bij de ouderen mocht inoogsten; aan u, leden van den Nederduitschen Bond, Davidsfonds, Vlaamsche Volk, Burgerkring, aan alle maatschappijen, hier vertegenwoordigd, met wien ik, van jongs af, en als goed soldaat, op den Germaanschen voorpost, voor het zelfbehoud van Vlaanderens zeden en taal heb gestreden. (Toejuichingen.)
Dank, dank aan u allen, van wijd en zijd gekomen; aan geestelijke en wereldlijke overheden, adel, burger, grooten en kleinen! Dank aan mijne vrienden der drukpers, aan de leden van kamer en senaat en vooral aan den minister des konings, aan den volksgeliefden Victor Jacobs, die ons de beteekenisvolle eer bewijst dit feest bij te wonen, die, vandaag, met ons, andermaal, in het fiere Antwerpen, den triomf komt vieren van de zinspreuk, zoo diep in ons aller hart geschreven: De taal is gansch het volk! (Langdurige toejuichingen gemengd met leve V. Jacobs.)
Laat het bij die weinige woorden blijven, Mijnheeren en vrienden. Maar mocht het mij nog zijn toegelaten, na die woorden van dank, eenen heildronk in te stellen, die op mijne lippen beeft en die ik weet dat in uw hart omwoelt en slechts moet aangeraakt worden om als een vuurwerk in ons midden los te barsten, dan zou ik u voorstellen, op het nog lange, lange leven te drinken van den oudsten letterkundige tusschen ons; van mijnen voorganger in literatuur, in journalistiek en in het staatkundig leven, van hem die met Concience en Theodoor Van Ryswyck den strijd voor eigen bestaan begon; dan zou ik drinken op mijn ouden en trouwen vriend, vader de Laet, die, beter dan ik, de personificatie is van onzen strijd. Aan vader de Laet - heil en lang leven!’
Terwijl deze woorden geestdriftig werden toegejuicht, speel-