is den 3en October te Weenen overleden, slechts 44 jaren oud. Voor eenigen tijd werd bericht, dat hij lijdende was aan eene hersenziekte. Den 30n September was hij nog uit geweest, ofschoon hij zich ontsteld gevoelde; maar den daaraanvolgenden nacht kreeg hij hevig de stuipen; den 3n October verklaarde zich eene ontsteking van het hersenvlies, die hem des avonds ten 9 ure de eeuwigheid in voerde, zonder dat hij sedert den 1n October, toen hij geheel buiten kennis was geraakt, nog een oogenblik tot bewustzijn was gekomen. Zijne ziekte wordt toegeschreven aan den overmatigen arbeid, dien hij zich getroostte. Men beweert, dat hij dagelijks van 9 ure 's morgens tot 3 ure 's namiddags en van 7 tot 10 ure 's avonds werkte, terwijl hij daarbij nog leeraar was aan de academie van schoone kunsten te Weenen. Hij was voor de tweede maal getrouwd (zie onzen jaargang 1882, blz. 154). Van zijne tweede vrouw, die hem overleeft, heeft hij geene kinderen. Uit zijn eersten echt, laat hij twee kinderen na. Ook zijne moeder is nog in leven. Hij bewoonde een prachtig huis, hetwelk hem door den keizer van Oostenrijk in gebruik was gegeven. De overledene was een der vruchtbaarste schilders die ooit hebben geleefd. Als zijne laatste werken noemt men: een Phantazie-paleis (zie 1883, blz. 189); De lente, een groot tafereel (er wordt van beweerd, dat het zijn meesterstuk zou zijn); Judith; 4 Zolderstukken bestemd voor zij ne woning; andere zolderstukken voor het jachtslot van H.M. de keizerin van Oostenrijk; twee bloemenstukken; schetsen naar Shakespeare's Zomernachtsdroom; teekeningen uit den Ring der Niebelungen enz. Zijn vermogen wordt geschat op ruim 1 millioen franken. Na een plechtigen kerkelijken lijkdienst te Weenen, werd de groote meester den 7n October ter aarde
besteld. De Weener schilders en verdere kunstenaars vergezelden den lijkstoet met brandende flambeeuwen. Als de bijzonderste werken van Makart kunnen, onder andere, worden vermeld Catharina Cornaro, in het bezit van het museum te Berlijn, de Nijlvaart van Cleopatra, in het museum te Stuttgart, de Intochtvan Karel V te Antwerpen, te Hamburg, de Jachtgroep van Diana, in Amerika, de Vier jaargetijden, Ledamet de Zwaan en de Overvloed, in Rusland, de Minnarijen, in het bezit van graaf Palffli, de Zeven hoofdzonden, in Florence, Romeo en Julia, te Weenen, verschillende zolder- en muurschilderingen, in het bezit van den heer Dumba, 23 groepen van den middeleeuwschen feesttocht in 1879 te Weenen gehouden, ter viering van de zilveren bruiloft van het Oostenrijksche keizerspaar, in het bezit van den heer Rapaport, eene Stervende Cleopatra, te Weenen, de Triomftocht van Bacchus, in Amerika, de Zomer, de Siesta aan het hof der Medicis en De vijf zintuigen, in handen van kunsthandelaars, een Fellahmeisje, vele portretten, enz.
Lodewijk LA COMBE, als pianist en toonzetter met roem bekend, is volgens een bericht van 3 October in de Fransche gemeente St.-Vaast-la-Hougue, schielijk overleden, 73 jaren oud. Onder andere toonkundige werken schreef hij Manfred, Sapho, Les harmonies de la nature, La Madone, Winkelried (een groot zangspel), Le tonnelier de Nuremberg, zangspel in 3 bedrijven. Hij was de echtgenoot van de Fransche tooneelzangeres Andrea Favel.
Jan-Alexis ACHARD, de Fransche landschapschilder, van wien het Luxemburgmuseum, te Parijs, een indrukwekkende waterval bezit, is den 3n October te Grenoble gestorven, 77 jaren oud. Zijne leerlingen F. Harpignies, Lapostolet en A. Sylvester richten voor de hulpbehoevende weduwe en dochter van hunnen meester eene kunstveiling in.
Lodewijk MUES, pastoor van St.-Willebrordskerk te Antwerpen, is aldaar den 17n October overleden, in den bloei zijns levens. Hij was geboren te Beckevort in 1836, deed zijne eerste studiën bij de kruisheeren te Diest en te Mechelen, was in 1860 primus in de wijsbegeerte, studeerde 3 jaren de godgeleerdheid in het groot seminarie te Mechelen en voorts aan de hoogeschool van Leuven. Na als onderpastoor in de St.-Pauluskerk te Antwerpen te zijn aangesteld in 1866, vertrok hij het daaropvolgende jaar naar Rome om er zijne studiën te vervoorderen in het Belgisch college, waar hij den graad van bachelier in de godgeleerdheid verwierf. Na 16 maanden te Rome verbleven te hebben, waar hij vele landgenooten, vooral jeugdige kunstbeoefenaren, uitstekende diensten bewees, keerde hij in zijn vaderland terug en werd tot onderpastoor benoemd in de kerk der Rijke Claren, te Brussel. Drie jaren later werd hij onderpastoor in St.-Andriesparochie. te Antwerpen. Zijne benoeming tot pastoor van St.-Willebrords dagteekende van voor 7 maanden. De weinige ledige uren, die zijne geestelijke bedieningen, welke hij met onverflauwden iever en edele menschenliefde vervulde, hem overlieten, wijdde hij aan de studie en de beoefening der Vlaamsche letterkunde. Onder andere vruchten zijner uitspanning wijzen wij op de verhandeling over P.P. Rubens, vermeld in onzen jaargang 1877, blz. 200-11. (Zie ook 1833, blz. 12.) De heer Mues is op het kerkhof van Deurne ter aarde besteld.