De Vlaamsche School. Jaargang 30
(1884)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDriejarige tentoonstelling van schoone kunsten te Brussel.Op 1 September is in het bijwezen van HH. MM. den koning en de koningin de tentoonstelling geopend in het Paleis voor Schoone Kunsten, aan welks voorgevel onlangs de volgende bronzen beelden zijn geplaatst: de Muziek, door W. De Groot, de Bouwkunst, door G. Geefs, de Dichtkunst, door L. Samain en de Schilderkunst, door E.H. Melot. De koning en de koningin werden aan den ingang der tentoonstelling opgewacht door de heeren A. Beernaert, minister van landbouw, nijverheid en openbare werken, ridder de Moreau, minister van buitenlandsche zaken, generaal Pontus, minister van oorlog, K. Buls, burgemeester van Brussel en de leden der inrichtingscommissieGa naar voetnoot(1). De koning liet zich verscheidene inzenders voorstellen. Het bezoek van HH. MM. heeft vrij lang geduurd. De tentoonstelling, die 1421 olie- en waterverfschilderingen, etsen en teekeningen, beeldhouwwerken, gravuren en bouwkundige teekeningen bevat, mag over het geheel belangrijk worden genoemd. Er werden 800 (acht honderd!) stukken als minder verdienstelijk geweigerd. Historie- of groote schilderingen zijn er niet veel, behalve het sedert 1881 gekende stuk De pest van Doornik in 1092, door L. Gallait (zie 1883, blz. 84 en 172), en De steentijd, die den terugkeer van eene toenmalige berenjacht te aanschouwen geeft. Laatstgenoemd stuk, een werk van F. Cormon, vormt eene kapitale muurschilderij en is bestemd voor het museum van Saint-Germain in Frankrijk. Cormon stelde ook het portret zijns meesters de heer J. Portaels ten toon, waaraan in 1883 te Gent het eeremetaal werd toegewezen. G. Guffens heeft twee merkwaardige teekeningen ingezonden, namelijk: De overbrenging van de arke des verbonds te Jeruzalem, op den muur geschilderd in de H. Josephskerk te Leuven, en Burgemeester Jan Van de Werve, die, in 1515, te Antwerpen, op eene stellagie, voor het stadhuis opgericht, den eed van prins Karel, later keizer Karel, ontvangt, geschilderd voor eene zaal ten huize van den baron van de Werve van Schilde, te Antwerpen. Aan geschiedkundige of groote schilderstukken vermelden wij nog: A. De Vriendt, Paus Paulus III voor Luthers portret en Karel VI, die met zijn gek kaart speelt, twee puike tafereelen. J. Girardet (Parijs), De Girondijn Louvet en zijne vriendin Lodoïska verscholen bij Bretonsche boeren. Wel geslaagd. L. Abry, Gilbert in het gasthuis, eene verdienstelijke poging op historisch gebied, maar als schildering minder goed geslaagd dan zijn pittig soldatenstuk, Nieuws uit het dorp. E. Carpentier, twee zeer verdienstelijke tafereelen uit de Vendee in 1793. Het Alarm is het belangrijkste. R. Cogghe, Vrouwen aan Octavius als slavinnen voorgesteld, des schilders eerste bezending uit Rome als primus van 1880 (zie 1883, blz. 185), en De Goede Vrijdag in de H. Caroluskerk te Rome. Isaak Israëls, Vertrek naar Indië (koloniale soldaten die te Rotterdam scheep gaan.) Deze belangrijke schilderij, als indruk | |
[pagina 142]
| |
een van de beste in de pronkzaal, strekt den bekwamen Nederlandschen meester tot eer. J. de Lalaing, Kampers, een grootsch maar doodsch stuk, en eene meesterlijk gewrochte levensgroote afbeelding van een lansier te paard voorafgegaan en gevolgd van andere ruiters. J.P. Laurens (Parijs), Wraak van Urbanus VI, eene zeer goed geschilderde doch weinig aangename vootstelling, waarvan wij de geschiedkundige waarde laten voor wat zij is. C. Meunier, Wegneming van een geborsten smeltkroes in eene glasblazerij en Tabaksfabriek te Sevilla, twee merkwaardige schilderijen. C. Soubre (Luik), De weduwe, een gevoelvol en voortreffelijk bewerkt stuk. J. Stallaert, Rumenische verloofden, De duiven, Ruth en een Vrouwehoofd; vier goed gepenseelde gewrochten. E. Van den Bussche, André Chénier in de Conciergerie in 1794, en De omwentelingplaats te Parijs tijdens het sckrikbewind; te roemen vanwege de opvatting en samenstelling, maar de uitvoering laat te wenschen, ofschoon het eerste stuk beter is geslaagd dan wij van dezen schilder gewoon zijn. A. Van Hammée, Twee Macariussen, voorgesteld terwijl zij, in de ive eeuw onzer jaartelling, op een vlot gezeten, den Nijl afdrijven, aangestaard door twee krijgsoversten, die zich met hun volk op den oever bevinden. De kleur van het tafereel is niet gelukkig; ook hapert het der samenstelling niet minder aan eenheid als aan duidelijkheid. F. Vincks Moord van Willem den Zwijger door Balthazar Gerard is niet gelukkig, maar kenmerkt zich toch door eenige van des schilders verdienstelijke hoedanigheden. H. Wulfaert (Brussel). Zijne Begrafenis van Titiaan, ofschoon niet vrij te pleiten van gemaaktheid, is een werk van veel talent. E. Godding. Van Beethoven en Leonora, flink geteekend en vrij goed van kleur; de natuurlijkheid in de uitdrukking laat echter te wenschen. A. Hennebicq. Twee tafereelen, fijn bewerkt en schoon van toon en kleur: Sherif te Marokko en De groote moskee te Tanger. A. Markelbachs Vlaamsche gilde der xviie eeuw vormt eene aangename samenstelling, doch de schildering is decoratief. Onder dit oogpunt is dezes schilders Tingieter niet veel beter uitgevallen. V. Van Dyck. Een inzonderheid door samenstelling en uitdrukking verdienstelijk tafereel: Anneessens in het gevang, omringd van de leden zijns gezins die eene laatste poging aanwenden om hem genade te doen vragen. L. Tytgadt. Zorgvuldig doch al de kleurige bewerkte voorstelling van een gezin in troebele tijden, getiteld: Opgepast! G. Van Strydonck (Brussel). Eene drievoudige bijbelsche voorstelling uit het leven van Tobias. Verdienstelijk als samenstelling, maar te eentonig geschilderd. (Wordt voortgezet.) Het geluk bezorgt ons vrienden, maar somtijds doet het ongeluk dit ook, en die vrienden, welke het laatste ons brengt, zijn de beste. |
|